Raymond Taams - Een wintervertelling (8)
Gepubliceerd: maandag 8 februari 2021 06:00
Raymond Taams - Een wintervertelling (8)
De zomer ging nog wel, eind mei mochten de terrassen weer open. Jos ontdekte een nieuwe horecaplek op de kade van een voormalig industrieterrein bij de Cartesiusweg. Onder een tent stond een podium opgesteld waar bandjes optraden, zodat er enigszins een festivalgevoel ontstond.
Vrijwel alle vrijdag- en zaterdagavonden brachten we hier door in de zomermaanden. Toen werd het september, en gebeurde er iets merkwaardigs. Aan het begin van de corona-uitbraak had de Duitse bondskanselier Angela Merkel beweerd dat uiteindelijk zestig procent van de bevolking besmet zou raken. Geen probleem, zei ze erbij, want slechts een klein deel kreeg ernstige klachten. Het argument voor de grote landssluitingen aan het begin van 2020 was dan ook geweest: de druk op de intensieve zorg laag houden.
In september verschoof de focus van media en politiek ineens naar het aantal infecties. Nieuwsberichten met koppen als ‘Vandaag tweehonderd besmettingen meer dan gisteren in Nederland’ vulden schermen en kranten. ‘Cojona’, zoals mijn favoriete YouTube-presentator Robert Jensen het noemde, werd bovendien steeds sterker gepolitiseerd. President Trump hield in Amerika grote verkiezingsbijeenkomsten om te demonstreren dat de gevaren van het virus meevielen en de bewegingsvrijheid van burgers zwaarder woog. Extreemlinkse figuren riepen op sociale media daarentegen om nog strengere maatregelen. Logisch vond ik dat, socialisten hadden altijd gedroomd van een overheid die alles en iedereen controleert.
Normale, menselijke discussies waren onmogelijk geworden door de contactbeperkingen. Digitale gesprekken deden steeds meer denken aan het beroemde experiment waarin mensen elkaar stroomstoten toedienden zonder de ander te zien. Achteloos serveerde men je af als ‘dom’ of ‘gek’ wanneer je het waagde kanttekeningen te plaatsen bij overheidsbeleid. Ongelooflijk hoe dystopisch de maatschappij in korte tijd was geworden.
Ik merkte dat ik te intelligent was om in complotten te geloven. Robert Jensen vond ik fantastisch, ik kon erg genieten van zijn tirades tegen de regering op YouTube. “Europa is gevallen”, ronkte hij een dag voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Daarmee bedoelde Jensen dat Europese leiders waren gezwicht voor een geheim plan van globalisten om de wereld te onderwerpen. Herverkiezing van Donald Trump zou Amerika hetzelfde lot besparen, maar, zo voegde hij eraan toe, fraude was waarschijnlijk.
Volledig ontspannen hield Trump een overwinningstoespraak op de ochtend na de stembusgang, desondanks won zijn tegenstander volgens de officiële lezing. Verkiezingsfraude leek me aannemelijk, er zijn wel gekkere dingen gebeurd in de wereldgeschiedenis. Maar een planeet-omspannende samenzwering van een klein clubje mensen? Nee, de Homo sapiens was stom genoeg om zich zonder complotten in de nesten te werken.
Honger naar een allesomvattende verklaring voor de gekte proefde ik bij veel mensen in mijn omgeving. “Ic-capaciteit, de Nederlandse regering heeft jarenlang bezuinigd op het aantal bedden, nu moet iedereen thuisblijven om te voorkomen dat dit aan het licht komt”, bedacht een vriend. ‘Collectieve mentale perfecte storm’, luidde de diagnose door een buurjongen.
Op maandag 14 december werd plotseling een zeer strenge landssluiting aangekondigd door premier Rutte. “Nederland gaat op slot”, sprak hij streng vanachter het bureau in zijn werkkamer. Buiten floten demonstranten hem duidelijk hoorbaar uit tijdens de rechtstreekse televisietoespraak. Moederziel alleen in mijn hoge flat, waar de kerstboom fonkelde zonder enig uitzicht op warmte of nabijheid, bekeek ik op internet een gesprek tussen filosofen en journalisten. Presentator Jort Kelder, de beste vriend van Mark Rutte, zat aan tafel. “Laten we eerlijk zijn: de corona-maatregelen zijn er om te zorgen dat babyboomers straks weer zorgeloos op hun elektrische fiets rondrijden, genietend van een waardevast pensioen”, zuchtte Kelder.
Voor mijn geestesoog verschenen Jort en Mark, samen aan de borrel. ΅Je hebt gelijk Jort”, zei Mark, “maar ik wil straks herkozen worden en dat kan niet zonder steun van het grijze deel van de bevolking.” Alsof een onzichtbare hand mijn keel dichtkneep, zo voelde de tweede helft van december. Straten waren leeg, vrienden en kennissen richtten zich voornamelijk op familie. Rationeel wist ik dat het onverstandig was om mezelf in het internet te verliezen, anderzijds was het de enige manier om contact met de buitenwereld te voelen.
Woedend werd ik van sommige meningen op de socials. Mensen die dachten te deugen door ‘blijf binnen!’ te twitteren, negerend dat miljoenen landgenoten geen prettig thuis hadden. Langzaam drong het besef door niemand zich mijn lot aantrok. Precies zoals pa mij had verraden door eerst een peuter te wurgen en daarna zelfmoord te plegen. Haat jegens papa’s generatie zette zich in mij vast. Gelukkig was hij dood, en genoot ik van zijn centen in plaats van dat hij op z’n elektrische fiets door het bos ging. Voortdurende landssluitingen betekenden echter een abrubt einde aan mijn steile sociale leercurve.
Vervolg morgen...