Raymond Taams - Een wintervertelling (7)
Gepubliceerd: zondag 7 februari 2021 06:00
Raymond Taams - Een wintervertelling (7)
“Godverdomme het hele festivalseizoen wordt afgelast”, belde Jos me halverwege april ziedend op. Jos woonde in hetzelfde appartementencomplex in Kanaleneiland, op een lagere verdieping, we kenden elkaar uit de lift. Twee jaar jonger was hij, en net als ik in sociaal opzicht zoekende.
Onze vriendschap bestond uit het bezoeken van kroegen, festivals en dansgelegenheden, waarbij we om de beurt voor wingman speelden. Wanneer de een een meisje wilde, ging de ander met haar praten, zodat de een nonchalant kon aanhaken. “Kom even naar boven voor een biertje”, sprak ik sussend, tien minuten later belde Jos aan.
Lichtelijk verslagen staarden we naar buiten. De grote ramen van mijn studio boden uitzicht op kantoorkolossen uit de jaren zeventig. Veel en dik beton, onder een grijs wolkendek. Aan zijn kant van het gebouw keek Jos uit over het park waar ieder jaar het Bevrijdingsfestival werd gehouden, traditioneel de start van ons festivalseizoen. We haalden herinneringen op aan de editie van 2018, toen het stralend weer was en we allebei een meisje versierden. “Daphne heette die van jou toch?”, vroeg ik. “Euh…”, fronste Jos, “ja, geweldige seks trouwens, alleen verknalde ik het bij haar door alleen maar over complottheorieën te praten. Woest werd ze, omdat ze kort ervoor actief lid van D66 was geworden en heilig geloofde dat je de wereld kon verbeteren via de politiek."
“Macht”, mompelde ik, “al die wijven willen macht. Ze zijn niet geïnteresseerd in minder bedeelden, anderen vertellen hoe te leven is hun onderliggende verlangen. Los daarvan: kon je niet gewoon je muil houden als ze zo waanzinnig neukte?” Pruilend pulkend aan het etiket van z’n flesje Heineken antwoordde Jos: “Natuurlijk, je hebt gelijk, alleen had ik toen zes maanden geen seks gehad. Och, je had haar naakt moeten zien. Gave huid, slanke, elastische benen en zo’n zacht buikje, prima borsten ook. ‘Ga je zonder condoom in me spuiten?’, siste ze halverwege. Man, mijn kop ontplofte na dat orgasme. En toen begon ik, lepeltje-lepeltje liggend, arm om haar heen, op een of andere manier manisch te ratelen over de macht van de Bilderbergers en de illuminati.
“Je had die hele winter in een tunnel geleefd”, herinnerde ik me, “tot diep in de nacht blowen en YouTube-video’s over pedofielennetwerken bekijken.” “Inderdaad”, beaamde Jos, “gevoelsmatig barstte ik als mens weer open na het ejaculeren.”
Ik kraakte met mijn nek om dit beeld kwijt te raken, en begon een theorie te ontvouwen over Serious Request, de jaarlijkse goededoelenactie van radiozender 3FM. Volgens mijn analyse was daar de emoterreur door de media begonnen, hoewel de dood van prinses Diana in 1997 ook in aanmerking kwam, maar ik was destijds te jong om dit bewust te ervaren.
In 2004 was de eerste editie van Serious Request gehouden, als dertienjarig jongetje dat veel radio luisterde had ik daarvan genoten. Vanuit een geïmproviseerde studio op een Utrechts plein maakten discjockeys vlak voor kerst programma’s om geld op te halen voor een stille ramp in Afrika.
Vanwege het onverwachte succes werd het evenement in de jaren erna professioneler, en daar begon de wanstaltigheid. Opeens werd je getrakteerd op beelden van huilende NPO-grootverdieners, een cheque voor Sudan boven hun hoofd houdend. Wanneer je er iets van zei, was je een dom, gevoelloos monster.
“Maar ze halen toch geld op voor arme kinderen, wat doe je zelf, cynische klootzak?” Uiteraard had ik ook graag mooie dingen voor Afrika gedaan, in ruil voor een salaris hoger dan dat van de minister-president, daar hadden ze een punt.
“Moet je je voorstellen”, keek ik Jos indringend aan, “een hele generatie is opgegroeid met beelden van jankende, overbetaalde plaatjesdraaiers. Toegeëigend leed, tranen om elke scheet, geen wonder dat millennials overstuur raken van stikkende bejaarden met corona op de intensive care. Alsof er één dag in het jaar is waarop je wel gezellige plaatjes kunt schieten bij de spoedeisende zorg. Het is een vierentwintig-zeven doodsfabriek, driehonderdvijfenzestig dagen achter elkaar. Krap een uur nadat ma d’r laatste adem uitblies, kreeg ik van de verpleging een Albert Heijn-tasje met haar bril en winterjas. Ondertussen dweilden ze de vloer zodat de volgende kandidaat-stervende netjes onthaald kon worden.”
“Huh? Ja, je moeder, die is ook alweer heel lang dood”, keek Jos verstrooid op van zijn telefoon. Wanhopig had hij tijdens mijn geraas twee betaalde abonnementen op datingapps afgesloten en honderd vrouwen op Tinder naar rechts geswiped. “Toon een beetje eigenwaarde”, sprak ik hem streng toe, “anders wil er überhaupt niemand met je naar bed.” Regendruppels tikten inmiddels tegen de ramen, we besloten partydrugs te gebruiken die Jos in huis had.
Vervolg morgen...