Conclusies rondom de liquidatie van het Stadsblad
Gepubliceerd: zaterdag 16 oktober 2021 19:31
Door Paul Hustinx
journalist/ex-correspondent Stadsblad
In de ‘continuing story’ waarin ik voor Nieuws030 poog de gang van zaken rond de ondergang van Stadsblad te reconstrueren, ontbrak nog de visie van de RODI-directie. De directiesecretaresse hield het er eerder op dat RODI slechts een onschuldige drukker was (zie: Stadsblad weg: niemand wilde dat en toch gebeurde het - Nieuws030), van DUIC in dit geval, maar een persbericht van RODI was er toch duidelijk over dat RODI het Stadsblad had overgekocht van DPG 'om aan DUIC te geven' (zie: RODI: 'Stadsblad gekocht om aan DUIC te geven' - Nieuws030).
Intussen zat RODI’s directeur 'in het buitenland’ waar hij zich alleen voor dringende zaken bereikbaar hield en ook vragen onzerzijds vooralsnog onbeantwoord liet. Inmiddels heeft directeur Ranzijn wel gereageerd. En hoe zit het bij DPG dat eerder bij monde van de clustermanager de indruk wekte verrast te zijn door dit onderdeel van de grootschalige verkoop van al haar huis-aan-huisbladen? Dat blijkt toch iets anders te liggen. DPG was vanaf het begin op de hoogte van de plannen van RODI en vond het goed. En DUIC zegt intussen nog nooit een diepgaand gesprek gehad te hebben met RODI over de gevolgen van de deal in deze vorm voor het Utrechts medialandschap.
In dit artikel:
Uitleg RODI
DPG wist alles en vond het goed
DUIC: geen diepgaande discussie geweest
Hoe gecommuniceerd binnen DPG?
Conclusies
Uitleg RODI
Laten we beginnen met RODI wier directie vanaf het moment van de overname op 1 juli tot ver in augustus elders verbleef en ook nog niet op vragen van onze kant antwoordde. Eenmaal teruggekeerd voorzag algemeen directeur Dick Ranzijn ons wel van een antwoord. Dat was tamelijk beknopt en hield vooral in dat hij van het voorgelegde setje vragen het merendeel niet kon beantwoorden omdat er geheimhouding zou zijn afgesproken over de deal met DPG, waarbij hij nadrukkelijk sprak van een ‘complete package deal’ die veel meer krantentitels dan alleen het Stadsblad omvat.
Wel kon hij zeggen dat ‘uiteraard alle stappen die wij als RODI zijnde gezet hebben in het bedrijfsbelang van RODI zijn geweest’. En bij dat bedrijfsbelang speelde, daar maakte RODI in haar persbericht al geen geheim van, het behoud van de bestaande drukorder voor DUIC een belangrijke rol. Op onze reactie dat bij een volledige liquidatie van een draaiende al 65 jaar bestaande krant met alle gevolgen voor de daarvoor werkende mensen, inclusief freelancers, en niet te vergeten haar lezers, toch wel enige verantwoording of uitleg op zijn plaats is, kregen we toch een iets uitgebreider antwoord.
Daarin schrijft Ranzijn allereerst dat hij geen reden ziet voor verantwoording of uitleg richting medewerkers van of schrijvenden voor het Stadsblad omdat ‘wij geen enkele werknemer op straat hebben gezet en nooit werkgever zijn geweest van een medewerker die verbonden was met deze titel’. Dat is een mooie semantische redenering voor een situatie waarbij in elk geval door toedoen van RODI journalisten niet alleen hun baan zijn kwijtgeraakt, maar ook hun maatschappelijk controlerende functie hebben moeten opgeven. Het gaat tenslotte niet om een koekjesfabriek die wordt overgenomen, maar ook in dat geval zou een overnemende partij zich in de media moeten verdedigen.
Vervolgens zegt hij dat RODI bij alle overgenomen titels bekijkt of de betreffende krant wordt voortgezet, gestaakt of dat er voor een samenwerking met een bestaande titel wordt gekozen. In het geval van het Stadsblad zou voor dit laatste zijn gekozen, een ‘samenwerking’ met DUIC. Dat klinkt als een mooie gulden middenweg, maar dat is niet wat er is gebeurd. Immers de ene krant is geheel opgeheven om de andere alle ruimte te geven en qua verschijningsfrequentie zelfs te verdubbelen. Dit terwijl er ook voorbeelden zijn van een oplossing waarbij twee kranten bij een inzakkende advertentiemarkt gelijkwaardig zijn samengevoegd, ook redactioneel.
Dat ‘samenwerken’ had hier uitsluitend betrekking op de advertenties van de een in het redactionele product van de ander. Hierin herkennen we de aangekondigde ‘integratie van het Stadsblad in DUIC’ die ook zo geïnterpreteerd scheen te moeten worden. Dan de argumentatie voor deze keuze: ‘DUIC heeft in Utrecht al een krant liggen’. Nu wil het feit dat het Stadsblad er al 65 jaar een krant had liggen, en wel een wekelijkse huis-aan-huiskrant, waar het in dit geval om ging, terwijl bij DUIC de frequentie enigszins kunstmatig moest worden opgevoerd en de DUIC-krant meer een nevenproduct is van een internetkrant dan een huis-aan-huiskrant met het accent op print, waar het hier ook om ging.
Dat hier ook naar het belang van een stad of gemeente moet worden gekeken, noemt Ranzijn ‘onzin zolang deze partijen niks bijdragen aan deze kosten’, dit terwijl er op RODI’s site mooie woorden staan over ‘verbinding tussen bewoners en maatschappelijke organisaties’ en ‘koesteren en inspireren van onze lokale samenleving’. Dat de persvrijheid is beknot wil hij al helemaal niet weten: ‘Wij zijn geen filantropen, uiteindelijk moet er wel geld verdiend worden om alles te kunnen bekostigen’.
Ten slotte zegt Ranzijn ‘de markt te willen verduurzamen’ en wel ‘door samen te werken, ook in het belang van het milieu’. Daarom ‘zou 1 krant per gemeente voldoende moeten zijn in 2021’, stelt hij. Dat klinkt natuurlijk heel prachtig allemaal. Maar dit zegt hij als verantwoording naar journalisten die hun maatschappelijk controlerende functie door zijn handelen hebben moeten staken. Alsof het klimaatprobleem moet worden opgelost door gericht bepaalde media uit te schakelen en de persvrijheid aan banden te leggen.
En wat er in feite is gebeurd is dat hij zijn uitverkoren medium, DUIC, dat juist primair al op digitaal was gericht, voor de via DPG aangeboden landelijke advertenties verplicht tweemaal zo vaak op papier te verschijnen als waar dit medium uit zichzelf voor koos. Vervolgens meent hij zowaar zijn papierbesparingsdoelen te halen door gewoon een ‘concurrerend’ medium helemaal uit te schakelen.
Maar sinds wanneer mogen bedrijven hun milieudoelstellingen als ‘behaald’ beschouwen als ze alles op hun collega’s, al dan niet opgekocht, afwentelen? En dat het klimaatprobleem en persvrijheid tegen elkaar worden uitgespeeld is bij mijn weten een absoluut novum. Dan nog dat ‘1 krant zou voldoende moeten zijn’: blijkbaar denkt Ranzijn vanuit Broek op Langedijk - daar is RODI gevestigd - even te kunnen beslissen over de mate van pluriformiteit van het medialandschap in de grote stad Utrecht met vooral de belangen van zijn eigen bedrijf als leidraad, en met als uitkomst dat het blad waarin hij belangen heeft die ene krant mag zijn.
DPG wist alles en vond het goed
Maar goed, de verontwaardiging die deze antwoorden opriepen werd mede gevoed door het idee dat DPG de kranten in vertrouwen had overgedaan aan lokale uitgevers als RODI in de verwachting dat ze daar in veilige handen waren en dat deze uitgevers ze een lange en mooie toekomst konden bieden, maar dat RODI er uiteindelijk iets anders mee had gedaan. Clustermanager Dennis Rijsbergen, door DPG eerder als woordvoerder in deze zaak naar voren geschoven, zei immers deze uitkomst niet te hebben voorzien en ‘ervan te balen’, maar desondanks na de verkoop niets meer te kunnen doen.
Breder - vanuit geheel DPG - bezien blijkt dit toch iets anders te liggen (we komen er later op terug of dit nog iets betekent voor ‘onze’ tot nog toe enigszins verontwaardigde houding jegens RODI). Manager bij DPG Bas Stikkelorum, die rechtstreeks bij de onderhandelingen met RODI betrokken is geweest, zegt dat het hem tijdens de gesprekken volstrekt helder was wat RODI met de kranten zou gaan doen, onder andere dat er bij meerdere titels in een regio gekozen zou worden voor ‘integratie’, en dat DPG daar met haar volle verstand mee heeft ingestemd en dat het voor DPG dus ook een acceptabele uitkomst was. Dat RODI drukker was van DUIC en dus daarin belang had was hem vooraf ook bekend, dus de uitkomst voor Utrecht was duidelijk. Waar Rijsbergen nog enigszins verontwaardigd was over de magere interpretatie van het woord ‘integratie’ van RODI-zijde in een gezamenlijk met DPG opgesteld persbericht, wist Stikkelorum vanaf het begin dat dit alleen op de advertenties betrekking had.
Ook op het lot van specifiek het Stadsblad hebben Stikkelorum en Rijsbergen een verschillende kijk. Vond Rijsbergen het Stadsblad nog een redactioneel sterke titel waarvan hij de opheffing voor de redactie sterk betreurde, Stikkelorum toont als reactie op het punt of er zo van buitenaf over de media in de stad beslist mag worden een stuk minder directe compassie met de stad en de daar zetelende staf van de krant: ‘dan hadden ze (=ondernemers in de stad) maar meer moeten adverteren’, zegt hij.
Ook wijst hij erop dat het Stadsblad volgens het NOM-lezersonderzoek met 20% het slechtst gelezen huis-aan-huisblad van Nederland was (overigens is het onduidelijk wat de rol van de bezorging bij dit cijfer is), waarbij hij aantekent dat de leescijfers in de steden altijd wat lager liggen. Hij ziet het voor DPG vooral als een zakelijke beslissing waarbij het voor dit bedrijf vooral belangrijk is dat de landelijke dekking behouden blijft: ‘of de krant nu Jantje heet of Pietje - lees: Stadsblad of DUIC - is voor ons niet relevant’.
Ook hij ziet het als een pakketmaatregel: als deze voor het merendeel van de kranten goed uitpakt, is het een goede beslissing geweest, redeneert hij. Voor individuele kranten vindt hij zijn eigen mening er niet toe doen: ‘de nieuwe eigenaar - in dit geval RODI - bepaalt wat hij met een titel doet’. Anders zou hij over zijn graf heen regeren, zegt hij. Wel merkt hij op dat hij het behaalde bereik van DUIC, 26%, voor een niet huis-aan-huis bezorgd blad ‘knap’ vindt. Verder wijst hij erop dat voor medewerkers met meer dan 0,5 aanstelling overplaatsing geregeld is.
Stikkelorum wil overigens ook nog kwijt dat DPG de kranten nooit actief te koop heeft gezet. Een consortium van kopers vroeg op een bepaald moment of ze de h-a-h-bladen konden kopen, zegt hij, nadat er al contacten waren gelegd vanuit DPG om in het kader van het zogeheten AdLocal-project landelijk geworven advertenties aan lokale kranten, ook van andere uitgevers, aan te bieden. Deze uitgevers hebben zich gezamenlijk en tegelijk gemeld, dus tevoren ‘zullen ze elkaar ongetwijfeld gesproken hebben’, concludeert Stikkelorum.
DPG is erop ingegaan omdat zij zich steeds meer op de nationale markt is gaan richten en onder andere door het sluiten van regiokantoren haar binding met lokale markten zag afnemen. RODI had geen behoefte om nog vragen over de gang van zaken vanuit haar perspectief te beantwoorden. Duidelijk uit dit alles is dat het Stadsblad voor DPG maar één van de vele titels was over wier individuele lot men hoger in het bedrijf niet echt wakker lag. Als er voor het gros van de zo’n 80 titels in deze ‘package deal’ maar een mooie toekomst is weggelegd onder een lokale uitgever, is men tevreden.
DUIC: geen diepgaande discussie geweest
En dan DUIC. Op het eerste gezicht de gelukkige. Waar het Stadsblad haar hele bestaan moest inleveren, kreeg DUIC met de voorheen voor het Stadsblad bestemde advertenties een verdubbeling van de verschijning van haar papieren krant ‘cadeau’ van RODI. Had DUIC dit ook kunnen weigeren in naam van de journalistieke pluriformiteit?
DUIC-uitgever Joris Daalhuisen wil nogmaals kwijt nooit actief op dit resultaat uit te zijn geweest. Het was RODI die op een moment zei: ‘willen jullie niet elke week uitkomen, want dat is voor ons (RODI dus) handig’. Hoewel men in reactie op eerdere avances van RODI, zo vertelde Daalhuisen eerder, wel eens enige interesse in landelijke advertenties had getoond, heeft DUIC toen geantwoord daar echt eerst goed over te willen nadenken.
Op bovengenoemde vraag voorgelegd met enig begrip dat het moeilijk is zo’n aanbod af te slaan, zegt Daalhuisen: “Ik denk dat je het zo goed zegt”, want ‘emotioneel’ had men hier helemaal geen actieve behoefte aan, zeker gezien de gevolgen voor het Stadsblad, want ‘het is zonde dat er weer een titel en daarmee de pluriformiteit verdwijnt’. Het is puur bedrijfseconomisch geredeneerd dat men het aanbod ‘aantrekkelijk’ vond en besloot erop in te gaan.
De gevolgen voor het Stadsblad zijn hierbij nooit een keuze geweest, aldus Daalhuisen, sterker nog: er heeft vanuit RODI of DPG nooit een gesprek of discussie van enig inhoudelijk niveau over de gevolgen voor het Utrechtse medialandschap plaatsgevonden, althans niet een waarin DUIC is betrokken, en dat had DUIC op zich graag anders gezien. Want ‘het is gewoon jammer dat dit gebeurt, ronduit vervelend voor het Stadsblad vooral’, immers ook de DUIC-mensen ‘voelen iets bij het Stadsblad’.
Daalhuisen vindt het ook veelzeggend over het niveau van communicatie dat DUIC niet is betrokken bij de tekst van het bericht over de integratie van het Stadsblad in DUIC. Ook vindt hij het wel erg gemakkelijk van DPG om de invulling van de nieuwe situatie volledig bij RODI neer te leggen. Verder zegt hij dat er nog steeds geen handtekening is gezet of echte afspraak met RODI is gemaakt. DUIC heeft weliswaar op basis van bedrijfseconomische calculaties besloten op het bod in te gaan, maar heeft er voor zichzelf wel voorwaarden aan verbonden, en men beschouwt het als een experiment tot 1 januari. Of men er daarna mee doorgaat, staat zeker nog niet vast.
Het aantal aangeboden advertenties valt vooralsnog tegen, maar dat kan ook aan de vakantietijd hebben gelegen, zegt Daalhuisen. De tijd moet leren hoe het verder gaat. Maar het is niet ondenkbaar dat Utrecht door het handelen van RODI en DPG over enige tijd helemaal geen wekelijkse gratis krant meer heeft.
Hoe gecommuniceerd binnen DPG?
Dan rest er nog één vraag, en dat betreft de kwestie op welk moment dit alles is beklonken. Voor de medewerkers werd het pas in de tweede helft van juni duidelijk dat het lot van het Stadsblad was bezegeld, maar één of twee weken voordat de liquidatie onherroepelijk werd geëffectueerd. Was hier werkelijk sprake van een overvaltactiek op het laatste moment of was de volledige opheffing van het Stadsblad, gezien het feit dat voor DPG alles tijdens de onderhandelingen al volstrekt helder was, al veel eerder bekend?
Eén ding is hier met zekerheid over te zeggen. Het roemruchte persbericht van RODI, waarin men onomwonden stelt het Stadsblad te hebben opgekocht om aan DUIC te geven blijkt volgens mailverkeer aan Villamedia, een site die een link naar het bericht plaatste, te dateren op 18 mei, tevens de dag dat alle DPG-medewerkers voor het eerst geïnformeerd werden over de overnamezaak, en ook de freelancers op de hoogte werden gesteld door hun hoofdredacteuren (dit met een verwijzing naar het artikel op Villamedia van dezelfde dag (DPG Media doet grootste deel huis-aan-huisbladen van de hand / Villamedia) waarbij in elk geval nu de link naar het RODI-persbericht, ook van dezelfde datum, is toegevoegd).
Alleen werd in het laatste geval naar aanleiding van de interne DPG-personeelsbriefing gemeld dat ‘het de bedoeling is dat de kranten blijven bestaan’ en dat zij als content coördinatoren (hoofdredacteuren) ook gewoon mee zouden gaan. Freelancers in Apeldoorn en Deventer, waar op gelijke wijze kranten zijn opgeheven, kregen een mail van bijna identieke strekking, zo kon collega-correspondent Bert Nijenhuis laten zien, die ook voor de kranten in deze beide steden werkte.
Is aan het personeel dan niet het hele verhaal verteld en was hier misschien een al dan niet goede reden voor? Allereerst bevestigt clustermanager Dennis Rijsbergen dat alles, inclusief de plannen van RODI, op die datum binnen het bedrijf bekend was. Hij is er zelf steeds van uitgegaan dat dit alles via diverse communicatielijnen al het personeel, inclusief de freelancers ook wel zou bereiken.
Echter, Jan van Dun, algemeen directeur lokale media bij DPG, meldt dat op die dag bewust nog niet alles is verteld. De content coördinatoren ‘werden ingelicht over de verkoop en wat dit voor hen betekent: hoe de toekomst van de verkochte titels eruitziet werd toen niet met hen gedeeld wegens ook voor ons onbekend en deze 100% bepaald wordt door het beleid van de nieuwe eigenaar.’
Stikkelorum zegt hier echter over dat althans bij hem ‘vanaf het eerste moment’ bekend en duidelijk was dat RODI het Stadsblad ’zou doorschuiven’ aan DUIC. Maar hoe dan ook, Van Dun vindt het geheel aan de nieuwe eigenaar om binnen de organisatie over de toekomstige situatie te communiceren, wat dus zeker in de richting van de freelance-journalisten nooit is gebeurd, behalve in vage voor meerdere interpretaties vatbare termen als ‘integratie van het Stadsblad in DUIC’.
Hier zien we dat zowel de verkopende als de opkopende partij de verantwoordelijkheid voor een verantwoording naar gedupeerd personeel toe voor een ver gaande beslissing als volledige liquidatie van een draaiende krant op elkaar afschuiven, waardoor uiteindelijk geen van beide dat doet. DPG vindt het uitsluitend een zaak voor RODI als kopende partij om aan te geven wat zij met een krant doet, liquideren in dit geval, maar RODI zegt niets te hoeven doen voor gedupeerd personeel, omdat dit nooit bij haar in dienst is geweest.
De uitleg van Van Dun verklaart in elk geval waarom er in de interne mails van de content coördinatoren nog met geen woord over de volledige opheffing van het Stadsblad en andere titels werd gesproken. Van Dun voegt later nog toe dat er in de periode ‘rond 18 mei’, zowel ervoor als erna, enkel nog sprake was ‘een mogelijke samenwerking met DUIC’. Hij zegt dus dat de verregaande consequenties voor onder andere het Stadsblad nog niet zijn gecommuniceerd omdat deze nog onvoldoende zeker, bekend of uitgewerkt waren. Toch had ook RODI op 18 mei haar persbericht (De Rodi Groep investeert in lokale media door overname huis-aan-huis kranten van DPG Media. - Rodi Media) publiek gemaakt, bewust pas op de dag van de interne communicatie van DPG nadat deze verkopende partij hiervoor ook het ‘groene licht’ had afgegeven.
Daarin wordt in elk geval duidelijk gesteld dat RODI ‘de kranten van DPG heeft gekocht voor deze partijen (o.a. DUIC) en ze aan deze uitgeverijen gaat overdragen’. Daar is geen woord Spaans bij, zou je zeggen. Christian van Goethem, marketingcoördinator bij RODI, bevestigt dat deze formulering ook al zo in het originele bericht stond, en niet later is aangepast. Wel wijst hij erop dat de tekst niet zomaar met de kennis van nu mag worden gelezen in de zin dat de huidige uitkomst - volledige opheffing van het Stadsblad ten gunste van DUIC - daar al geformuleerd stond. Want over hoe het Stadsblad precies zou worden overgedragen aan DUIC lag toen nog lang niet alles vast.
Terug naar Jan van Dun, die uit de correspondentie vanuit RODI rond 18 mei de omschrijving ‘mogelijke samenwerking’ citeerde. Dit begrip ‘samenwerking’, dat overigens betrekking heeft op samenwerking tussen RODI en DUIC zonder enige rol voor het vroegere Stadsblad, verdedigt ook Van Dun ten volle. “Zij werken samen en logischerwijs blijft er één titel over, dat niet iedereen hier blij mee is, snap ik maar twee titels, met bovenop de gemeente als tegenstander in dit geval, zijn onmogelijk houdbaar. Ik zie niet in wat RODI hierin te verwijten valt”.
Het is volgens Van Dun ‘zeker geen vriendendienst’ aan DUIC, maar ‘een terechte economisch geïnspireerde keuze’. En zien we daar nu de gemeente in de argumentatie opduiken, die de verspreiding van het Stadsblad met JA-stickers weliswaar enigszins wilde inperken, maar niet verbieden? En overigens werden in de oorspronkelijke motie van de Partij voor de Dieren de h-a-h-bladen zelfs geheel buiten de voorgestelde maatregel gehouden. Tegen die stickermaatregel had DPG toch juist met volle overtuiging geprocedeerd, wat ze tot tweemaal toe nog gewonnen heeft ook nog.
Maar men heeft de uitslag van de bodemprocedure twee weken terug niet eens meer afgewacht en voortijdig uit uiterste nederigheid haar eigen titel maar vast helemaal opgedoekt. Zo’n laag gevoel van eigenwaarde aangaande een eigen product en zo’n grote opofferingsbereidheid ten bate van de tegenpartij is toch zelden gezien.
Conclusies
DPG komt uit dit alles toch iets anders naar voren dan als de goedbedoelende onschuldige die het ook maar overkwam en die alleen maar kon toekijken hoe opkoper RODI haar net nog in vertrouwen overgedragen geesteskinderen (het speelt zoals gezegd ook op een aantal andere plekken, minimaal in Apeldoorn, Deventer en Zutphen) onverwacht ten grave bleek te hebben gedragen. Men heeft met vol bewustzijn ingestemd met RODI’s plannen en draagt de deal als geheel met tevredenheid uit. Enigszins bot gezegd: men ‘stond erbij’, ‘keek ernaar’ en ‘zag dat het goed was’.
Maar RODI is toch echt de partij geweest die de actieve beslissing heeft genomen om het Stadsblad volledig van de kaart te vegen en wel ten gunste van een ‘bevriend’ blad waarin zij belang heeft, dit alles ook naar eigen zeggen vooral uit eigenbelang. Tevens lijkt dit bedrijf een sterk initiërende rol te hebben gespeeld in de overnamezaak. Dus hoewel DPG een groter aandeel heeft in de afloop dan eerder gedacht, doet dat de eerdere kritische kanttekeningen bij RODI’s redeneringen naar de inhoud in elk geval niet wezenlijk anders uitvallen.
Beiden, RODI en DPG, hebben het bovendien qua timing zo gespeeld dat, hoewel het achter de schermen al lang duidelijk was waarop werd voorgesorteerd, men de beslissing in zijn definitiefste en voor communicatie naar het personeel rijp geachte vorm pas in een zo laat stadium vaststelde dat het personeel, zeker de freelance schrijvende staf, van het Stadsblad pas twee weken voor het einde te horen kreeg hoe ernstig de gevolgen waren: volledige liquidatie in plaats van de bedoelde overdracht voor een zo lang mogelijke toekomst. En dat nog in zeer summiere, verhullende en voor meerdere uitleg vatbare termen (‘integratie van het Stadsblad in DUIC’), en dit zonder enige vorm van verantwoording vanuit met name de actieve opkopende partij RODI. De lezers van de papieren krant werden pas op de laatste dag in de allerlaatste krant, op 30 juni, op de hoogte gesteld.
Zowel voor het personeel als voor de stad en haar lezers was er geen tijd meer voor protest, discussie of debat. Voor openlijke opstand of zelfs een werkstaking was het te laat. Vanuit de beleving van het personeel was het zeker een overvaltactiek. RODI had toegeslagen en DPG was tevree. Kort na 1 juli was de directie van RODI gevlogen, naar het buitenland, bijna 2 maanden onbereikbaar voor uitleg of verantwoording. Dit maakt de aanleiding voor verontwaardiging. naar beiden, maar zeker ook richting RODI, er niet minder om.
Dat het ook anders kan, zien we bij een groot aantal andere huis-aan-huisbladen. De Brug Nijmegen, Groot Eindhoven, De Nieuwsbode uit Zeist (Krantenarchief) zijn succesvol doorgestart onder een nieuwe uitgever. Bas Stikkelorum zegt hierover dat dit in kleinere gemeenten, inclusief de wat kleinere ‘grote steden’, wat gemakkelijker ligt wegens de lagere en dus aantrekkelijkere advertentietarieven bij lagere oplagen. Het grote aantal verspreidingspunten en brievenbussen in de grote steden brengen hoge kosten met zich mee, wat ook adverteren duurder maakt. En de bevolkingsopbouw zorgt bovendien voor een relatief lage leesgraad.
Dit alles maakt het businessmodel in de grote steden kwetsbaar, zegt de DPG-manager. Maar hij wijst er ook op hoe in het in twee andere grote steden wel gelukt is de kranten te laten voortbestaan, door te werken met deeledities met ieder een overzichtelijke oplage. Zo konden ook De Havenloods in Rotterdam (Nieuwsarchief) met maar liefst 11 edities en De Posthoorn in Den Haag (deposthoorn.nl) met drie edities succesvol worden voortgezet onder een nieuwe lokale uitgever. In Amersfoort draait De Stad Amersfoort (Krantenarchief) al geruime tijd met succes onder uitgeverij BDU. Echter, deze uitgeverij uit Barneveld zou volgens Stikkelorum niet zo geïnteresseerd zijn in de echte grote steden, zoals Utrecht. En in Utrecht was het RODI die zich spontaan aanbood.
Ten slotte: spelen bezorgingsproblemen nog een rol bij de relatief lage leesgraad en het kwetsbare businessmodel in Utrecht? Het is algemeen bekend dat de bezorging van het Stadsblad verre van perfect verliep. Stikkelorum zegt te weten dat de bezorging in Utrecht inderdaad ‘links en rechts wat steken heeft laten vallen’, maar harde cijfers zijn hierover niet voorhanden, onder andere omdat steekproefsgewijs bellen naar huishoudens niet meer mag. Alleen de percentages klachten over niet bezorgde kranten zijn bekend. Die liggen voor grote steden hoger dan elders, maar zijn voor Utrecht niet anders dan voor andere grote steden, aldus de manager. Echter, het is niet bekend hoe snel mensen precies klagen, zegt hij erbij.
Reageren? paulhustinx@hotmail.com