Tol: Hoog tijd voor stadsgesprek over groei Utrecht!
Gepubliceerd: dinsdag 3 oktober 2017 19:28
Door Peter Tol - Sinds begin deze eeuw is Utrecht het toneel van grootscheepse verbouwingen vanwege noodzakelijke stadsvernieuwing. In 2002 legde de stad haar inwoners bij referendum de keuze voor tussen een compact of een verruimd stadshart. De Utrechters kozen in overgrote meerderheid voor de variant 'op menselijke maat'.
Na dit referendum bleek echter dat het stadsbestuur de belofte van een stationsgebied met een geleidelijke overgang naar de omliggende wijken, meer woningen en veel groen in de openbare ruimte domweg niet kon waarmaken. De belangen waren te groot, het spel der machten te complex. De visie op het gebied moest talloze malen worden bijgesteld, ondertunneling van het Westplein bleef uit en het laatste stukje van de monumentale Van Sijpesteijnkade werd gesloopt.
Het nieuwe Stadskantoor, ontworpen door de architecten die ook verantwoordelijk waren voor Museum Voorlinden, gaf het gebied in 2014 eindelijk wat nieuw elan. Het iconische gebouw met de twee torens bovenaan de imposante trappartij naar het nieuwe Utrecht Centraal bood een glimp op positieve ontwikkeling van het gebied. Toen een jaar later werd bekendgemaakt dat pal vóór het nieuwe witte stadskantoor een vrijwel even hoog, glimmend glazen World Trade Center zou worden gerealiseerd dachten veel Utrechters dan ook aan een 1-aprilgrap.
Inmiddels is het nieuwe WTC op hoogte, wat in ieder geval een sterke visuele metafoor oplevert. Als een verkeerd geparkeerde Hummer staat het gebouw voor het Stadskantoor, en vanuit de ramen van hun esthetisch vormgegeven huisvesting zien de Utrechtse bestuurders en ambtenaren daardoor nooit meer voorbij de wereld van het grote geld. De vrije markt lijkt van daaruit een soort natuurverschijnsel en groei, hoe ongebreideld ook, is altijd nastrevenswaardig.
Sterke verdichting van bebouwing in een gebied met een zeer slechte luchtkwaliteit klinkt ineens heel anders als je het een 'Healthy Urban Boost' noemt. Verkeersanalyses en milieurapportages die uitgaan van de gewenste cijfers, vergemakkelijken het overleg met projectontwikkelaars en bewoners enorm. En als je huren van 900 euro als 'middenhuur' bestempelt, hokjes van 20 vierkante meter als appartement op de markt laat brengen en je niet vastlegt op precieze afspraken over sociale woningbouw, dan presenteer je dat allemaal gewoon als logisch gevolg van de almaar groeiende vraag naar woonruimte.
De vraag is of de Utrechters blij moeten zijn met al die groei. In 2030 zal de stad volgens de laatste prognoses plaats bieden aan zo'n 430 duizend inwoners. Ruim honderdduizend Utrechters méér dan nu maken dan dagelijks gebruik van infrastructuur en de binnenstad, die de laatste jaren al in haar voegen kraakt door fiets- en autofiles.
Op een doordachte visie op de samenhang tussen de snelle groei van het aantal inwoners, de toenemende verkeersdruk, de kwaliteit van het stadsmilieu en de leefbaarheid valt het college van GroenLinks, D66, SP en VVD niet te betrappen. Maatregelen zoals de milieuzone voor vervuilende auto's, snelfietspaden en 'knips' in doorgaande verkeersroutes sorteren onvoldoende of zelfs soms ongewenst effect.
Ondertussen werkt de nieuwe afdeling citymarketing op volle toeren om de snelst groeiende stad van Nederland positief te framen, en met succes. Het imago van Utrecht is beter dan ooit, de internationale pers is lovend en veel bedrijven en mensen willen zich er graag vestigen. De snelle groei wordt zo van een prognose een selffulfilling prophecy.
Of dit type groei überhaupt duurzaam kan zijn, of een stad - mocht dat nodig zijn - zelf grenzen aan de groei kan stellen (en hoe dan), of Utrecht zich ten koste van de kwaliteit van de leefomgeving 'als medespeler in de Deltametropool' (citaat hoogbouwvisie gemeente) moet willen blijven profileren: het zijn vragen die tot nu toe nauwelijks gesteld werden en die vandaag, tijdens het debat over het stationsgebied in de Utrechtse gemeenteraad, ook niet zullen worden gesteld.
Tot nu toe plaatsen weinigen kritische kanttekeningen bij de juichende groeiscenario's, artist's impressions en weidse vergezichten waarmee de gemeente de Utrechters onder de noemer CU 2030 ('see you'/ Centrum Utrecht) probeert te laten warmlopen voor de enorme en onomkeerbare veranderingen die de stad ondergaat.
In hoeverre het nu geschetste CU-beeld zal stroken met de werkelijkheid van 2030 weten we pas over twaalf jaar, maar van het verleden valt gelukkig altijd veel te leren.
Zo werd Hoog Catharijne in 1970 door de gemeente Utrecht gepresenteerd als 'een uniek, tijdloos plan op stedenbouwkundig gebied, dat zou resulteren in een moderne binnenstad met alle voor een centraal gelegen zakencentrum onontbeerlijke faciliteiten'. Hoe dit als vergezicht vermomde gebrek aan visie uitpakte is genoegzaam bekend. Hoog tijd kortom, voor een Utrechts 'stadsgesprek' over grenzen aan de groei.
Peter Tol is een betrokken bewoner van de Utrechtse wijk Lombok.
(Dit opinieartikel werd eerder gepubliceerd in de Volkskrant en is met toestemming van de auteur overgenomen.)