Perrontrappen en baas in de stad
Gepubliceerd: woensdag 4 juni 2014 06:00
Vorige week publiceerde de Raad van State de uitspraak in een geschil tussen de Utrechtse gemeenteraad en Hoog Catharijne BV over de mogelijkheid van perrontrappen aan de toekomstige Rabobrug. De gemeenteraad werd in het gelijk gesteld. Een leuke casus waarin en passant het wezen van het dualisme (scheiding van bevoegdheden van college en raad) aan de orde komt. Wat is er aan de hand?
In oktober vorig jaar heeft de Utrechtse raad het bestemmingsplan voor de zogenaamde Rabobrug, de beoogde verbinding voor fietsers en voetgangers tussen de Croeselaan en het Moreelsepark, vastgesteld. Een belangrijk discussiepunt bij deze brug betrof een mogelijke aansluiting van de brug op de perrons van het station. Een aansluiting die via (rol)trappen een extra uitgang van het station en daarmee een alternatieve looproute naar de binnenstad zou kunnen opleveren.
Een logische gedachte en niet onbelangrijk voor toekomstige treinreizigers. De raad heeft dan ook terecht besloten die mogelijkheid, onder voorwaarden, op te nemen. Dat ging echter niet zonder slag of stoot, want het college voorzag grote juridische problemen met Hoog Catharijne, en verzette zich met klem tegen de wensen van de raad. Waarom was het college zo halsstarrig?
In 2008 heeft het college een contract getekend met Hoog Catharijne BV waarin onder meer de ontwikkeling van de aansluiting tussen het vernieuwde station en het vernieuwde winkelcentrum werd geregeld. Een heel omvangrijk contract waarvan we de uitvoering dagelijks terugzien in de bouwput aan de oostkant van het station.
Een van de bepalingen uit die overeenkomst luidde, dat de ontsluiting van het nieuwe station aan de oostkant, behoudens via de fietsenstallingen, slechts op een plaats zou worden gesitueerd, namelijk voor de ingang van een vernieuwd Hoog Catharijne. Zij hebben er immers belang bij dat treinreizigers, die de stad bezoeken, zo massaal mogelijk door hun vernieuwde koopgoten worden geleid en niet “weglekken” via alternatieve mogelijkheden.
De ondertekening van zo’n contract is, sinds de invoering van het lokale dualisme in 2002, de bevoegdheid van het college en de raad wordt in zo’n geval alleen om advies gevraagd. De raad heeft in 2008 ook van die adviesmogelijkheid gebruik gemaakt, maar tijdens de behandeling met geen woord gerept over de Rabobrug, laat staan over trappen.
Dat lijkt misschien vreemd, maar daar waren wel een aantal redenen voor. Ten eerste ging discussie toen uitgebreid over de gebouwen die rond de, open te graven, singel getekend waren en die door een deel van de raad bepaald niet gewaardeerd werden en bovendien in strijd met eerdere afspraken werden beschouwd. Ten tweede stonden de spoorwegen toen nog op het standpunt dat er zo min mogelijk, verspreid liggende, toegangspunten voor de perrons moesten komen. Immers hoe meer ingangen, hoe meer noodzakelijke controle om het zwartrijden te voorkomen. Kortom perrontrappen aan de Rabobrug waren op dat moment geen issue van belang.
Inmiddels zijn we ruim vijf jaar verder en lopen er dagelijks 360.000 reizigers door Utrecht Centraal en dat worden er nog altijd meer. Bovendien zijn er nog duizenden overstappers. Zo langzamerhand begint Prorail, de eigenaar van de perrons, in te zien dat het in de spits bij de perrontrappen wel erg dringen wordt. Een aantal extra uitgangen zou in de toekomst voor hen een welkome aanvulling zijn.
Voor de gemeenteraad was, behalve dit punt van reizigerscomfort en veiligheid, ook de vraag: “Wie bepaalt er eigenlijk wat we in deze stad wel of niet toestaan?” aan de orde. Volgens de wet is de gemeenteraad in het duale stelsel eindverantwoordelijk voor een goede en veilige ruimtelijke ordening en dus ook verantwoordelijk voor een goede en veilige afwikkeling van het reizigersvervoer op het station. En juist op dat punt heeft Hoog Catharijne BV buiten de waard gerekend.
Volgens de Raad van State, in haar uitspraak van vorige week, gaat de wettelijke verplichting van de gemeenteraad om te zorgen voor een goede en veilige ruimtelijke ordening boven een overeenkomst tussen het college en een private partij. Ze hadden het kunnen weten, want niet voor niets wordt in alle overeenkomsten rond het stationsgebied een voorbehoud gemaakt voor deze exclusieve taak en verantwoordelijkheid van de raad.
Heel fijn om te weten dat de Raad van State die visie heeft bevestigd. Tegelijkertijd is het zorgwekkend dat het juridisch gevoel voor wet en regelgeving bij eenvoudige gemeenteraadsleden blijkbaar beter ontwikkeld is dan bij het college en al zijn duurbetaalde adviseurs.
Vincent Oldenborg
(oud-raadslid Leefbaar Utrecht)