Door Jos te Water Mulder - De meeste bekendheid kreeg Nol Manten met het kunstwerk, waaraan hij de mooie naam Besloten ruimtelijkheid gaf. Zijn Utrechtse vrienden vonden dat een te moeilijke naam voor een van de merkwaardigste schilderstukken die ooit gemaakt zijn, en spraken al snel over “de Bol van Nol”. De media volgden hen daarin.

Dat kunstwerk heeft de vorm van een halve houten bol, met een middellijn van 1,70 meter. Die hangt op enige hoogte boven een kubus van wit formica, afgewerkt met aluminium strips. Die kubus heeft een hoogte van circa 1,3 meter en een grondvlak van ongeveer 2 bij 2 meter. Het schilderij staat op de binnenkant van de bol. 

Om de schildering goed te bekijken, moet de toeschouwer via klapdeurtjes in de kubus gaan zitten op een bij het kunstwerk horende stoel, die overeenkomst vertoont met een oude tandartsstoel. Naast die ligstoel zit een paneel met twee knoppen, een groene en een rode. Na het indrukken van de groene knop komt de bol langzaam in beweging. Hij draait naar beneden tot er nog maar 10 centimeter afstand is tussen de kubus en de bol.

Traag draait de bol rond. De kijker ziet daarbij een prachtig en kleurrijk landschap aan zich voorbijkomen, alsof je boven de ondergelopen uiterwaarden van een rivier vliegt, met water, prachtige wolkenluchten, vreemde vogels, een geweldige brug, een zwevend eilandje met een koe, en nog een koe op die in het water lijkt te grazen. Er zijn geen slagschaduwen. De hele voorstelling is met lichtbakken en reflectieschermen volledig uitgelicht.

De essentie van het kunstwerk is de tegenstelling die het oproept. Van buitenaf lijkt het of je in een besloten bol gaat stappen. Zit je er eenmaal goed in, dan ervaar je ruimtelijkheid.

Na een druk op de rode knop beweegt de bol zich weer omhoog, terug naar zijn uitgangspositie.

Nol kwam op de gedachte deze bol te maken door zijn bezoek aan Aruba in 1981. Het uitwerken van de in de Nederlandse Antillen gemaakte schetsen schilderijen riep bij hem het verlangen op met die ervaring ook iets echt nieuws te doen. Tijdens wandelen en fietsen over Nederlandse rivierdijken ging hij denken aan een schilderij waar de toeschouwer zelf in zit. Want al kijk je recht vooruit, de natuur is ook achter je en naast je en boven je.

Tevens had Nol op kermissen drie-dimensionale films gezien, die hem inspireerden. Zo rijpte het idee van een soort panoramisch landschap in de rondte. Hij legde het idee van een bewegende bol voor aan mensen van de toen in Nederland bestaande Beeldende Kunstenaars Regeling, een instantie die bekwame kunstenaars financieel ondersteunde.

Die keken er aanvankelijk wat verbaasd, maar toch niet negatief tegenaan. Ze vroegen Nol om het idee te concretiseren in een maquette, om daarna pas te hoeven besluiten over een echte uitvoering van het project. Toen in het voorjaar van 1982 die maquette klaar was, volgde een positieve beslissing.

Anderhalfjaar heeft Nol er daarna aan gewerkt. Hij deed het meeste werk zelf. Wel kreeg hij voor de technische aspecten vakkundige adviezen van deskundigen. De halve bol werd gebouwd bij Kunst & Ambacht in Boven-Leeuwen, uit een onnoemelijk aantal kleine stukjes hout en 1843 spijkertjes. Dat laatstgenoemde aantal wist Nol precies, want hij moest ze per stuk betalen en trof het getal dus aan op de rekening.

Om de apparatuur te maken die de bol deed dalen, draaien en weer oprijzen moest hij aan het werk bij een bedrijf in Neede, in de Achterhoek. De afwerking deed hij in zijn eigen atelier. Het beschilderen van de binnenkant van een halve bol bleek niet eenvoudig. Na afloop had hij tweemaal 24 fysiotherapeutische behandelingen nodig om de opgedane spierpijnen weer kwijt te raken.

Eind september 1983 kwam het kunstwerk gereed. Drie maanden bleef hij nog bij Nol thuis staan. Eind december werd hij voor de duur van een maand overgebracht naar de Utrechtse Stadsschouwburg. Vervolgens ging hij naar het hoofdgebouw van de Universiteit Utrecht in De Uithof. Daarna leek het kunstwerk verdwenen te zijn maar het bleek na wat speurwerk terecht gekomen te zijn bij de stichting Onterfd Goed in Den Bosch die bereid was de Bol van Nol te verkopen aan de stichting Dirkje Kuik waardoor het weer terug is in Utrecht.

Op de meermalen gestelde vraag waarom hij voor een kunstwerk deze hoogst merkwaardige vorm had gekozen, zei Nol altijd: “Je hebt kunstenaars die komen jaar in jaar uit met hetzelfde. Zo iemand ben ik niet. Ik blijf altijd aan het zoeken naar iets nieuws.” 

(Deze tekst is een onderdeel van een groter artikel van Jos te Water Mulder van de stichting Dirkje Kuik over Nol Manten)