Het pand Kapelstraat 47 in de wijk Wittevrouwen krijgt een informatiebord dat herinnert aan de op 23 juni 1943 neergestorte bommenwerper. De Engelse Lancaster werd toen vlak voor 01.00 uur boven Utrecht door een Duitse nachtjager neergeschoten en stortte in brokstukken neer op de wijk. Vijf buurtbewoners en vijf bemanningsleden kwamen om het leven, er waren meerdere gewonden.

De plaquette met foto's en informatie wordt donderdag om 18.30 uur onthuld door buurtbewoner Rob Arijjansen (eigenaar van het pand) en burgemeester Jan van Zanen. Het initiatief voor de plaquette komt van de Werkgroep Directe Voorzieningen van de gemeente Utrecht.

De panden Kapelstraat en 47 en 49 werden op 23 juni 1943 in z'n geheel verwoest en hier vielen 4 burgerslachtoffers. Nog eens 33 woningen in de omgeving liepen schade op. Ook het huis aan de Obrechtstraat 20. Brokstukken vielen dwars door het huis en een bewoner die van schrik uit z'n bed sprong viel in een gat dat in de vloer was geslagen. Bij die val raakte hij dodelijk gewond.

In diverse woningen en op straat werden de lichamen van de omgekomen Engelse vliegeniers gevonden.

De vernielde woningen in de Kapelstraat. Foto: HUA

Dezelfde nacht stortte in de weilanden bij slot Zuylen ook een geallieerd vliegtuig neer. Een van de bemanningsleden werd daarbij gedood. Hij ligt begraven op begraafplaats Soestbergen.

Een uitgebreide beschrijving van wat er die nacht gebeurde in Wittevrouwen is in de jaren zeventig opgeschreven door L. Zwaaf en A. Coural. Zij publiceerden dit in het tijdschrift Oud-Utrecht.

Hieronder deel 1 van het artikel uit 1975:

-

Luchtramp boven de wijk  Witte Vrouwen in Utrecht in de nacht van 22 op 23 juni 1943

Door L. Zwaaf en A. Cocural

Vele ouderen onder de lezers zullen deze vreselijke nacht niet licht vergeten. Zoals reeds zo vele nachten in de achterliggende oorlog ook deze nacht de lucht vol geronk van vele over vliegende vliegtuigen. Af en toe daverde de lucht van het afschieten van de luchtafweerkanonnen, kort erna gevolgd door het “plokplok”-geluid van de ontploffingen van de afgevuurde granaten op grote hoogte. Als bleke vingers grepen vale zoeklichten in de lucht

Omstreeks 00,30 uur werden de eerste vliegtuigen gehoord en langzaam zwol het geluid aan. De mensen, die op deze zomeravond laat naar bed waren gegaan, konden de slaap niet vatten. Zij die eerder naar bed waren gegaan, werden, de een na de ander, weer wakker. “Daar gaat weer voor vijf stuivers”, dacht men, “de Duitsers krijgen hun portie weer vannacht” dachten weer anderen. Langzaam bekroop velen een gevoel van angst. Trots men aannam dat het alleen maar overvliegers waren ( vliegtuigen op weg van bases in Engeland naar doelen in Duitsland ), kon er van alles gebeuren.

Het kwam zo dikwijls voor, dat vliegtuigen, die door het afweergeschut geraakt waren, in een laatste poging van de piloot om het vliegtuig in de lucht te houden, deze hun bommenlast lieten vallen of dat een vliegtuig neerstortte en op de huizen terecht kwam. Weer andere keren sloegen de luchtafweergranaten, welke in de in de lucht weigerden te ontploffen, terug op straat of op de huizen, waar deze dan prompt wel ontploften. De angst was dus beslit niet ongegrond.

Af en toe hoorde men het hogere motorgeluid van de Duitse nachtjagers, die met vol vermogen de overvliegende Engelse vliegtuigen trachtten te achterhalen en neer te schieten.

Het zal omstreeks 00.56 uur zijn geweest, dat zo’n nachtjager een Engelse bommenwerper aanviel boven de stad Utrecht. Er was een kort geratel hoog in de lucht, lichtpuntjes schoten door de nachtelijke hemel en plotseling was er een lichtje aan de hemel dat groter en groter werd en met een boog op het centrum van Utrecht afkwam. Het monotone gebrom van de andere overvliegende vliegtuigen ging gestaag door en de lucht daverde van de ontploffingen van het geschut. Het lichtvlekje van daarnet was nu een vurige bol, waar steeds weer kleinere stukken vanaf vielen, tot het tenslotte met een daverend geraas tussen de huizen van de wijk “Witte Vrouwen” verdween, direct gevolgd door verschillende oplaaiende branden.

Bijna onmiddellijk hierna begonnen de luchtalarmsirenes te loeien. Wat velen gevreesd hadden, was gebeurd. Een grote viermotorige Engelse bommenwerper was door een Duitse nachtjager in brand geschoten en was tijdens zijn val, of door het ontploffen van zijn eigen bommen of door de vreselijke krachten van de luchtweerstand volkomen uit elkaar gereten in de lucht en de stukken waren her en der verspreid neergekomen op de huizen en in de straten van genoemde wijk.

De heer A. Cocural, thans wonende in Dieren, maar destijds inwoner van Utrecht, had het hele drama zien gebeuren en reed de volgende dag naar de getroffen wijk (‘s nachts mocht men zich niet op straat begeven ) Daar trof hij vele wrakstukken en afgebrande huizen aan en hoorde hij ook vele verhalen. Er was een gezin (moeder, vader en zoon ), alsmede een jong kind van een andere familie omgekomen.

Er werden vijf bemanningsleden dood aangetroffen op verschillende plaatsen. Er zouden ook enige bemanningsleden per parachute zijn gedaald en (gewond) door de Duitsers gevangen genomen. Er zou zelfs een parachutist, wiens parachute niet of gedeeltelijk was opengegaan, door een dak geslagen zijn en dood zijn aangetroffen op een bed in een slaapkamer, etc. Het gonsde van geruchten. De werkelijke feiten waren in die dagen moeilijk te achterhalen.

Na enkele dagen was het voorval zo goed als vergeten, alleen bij de direct betrokkenen bleef deze nacht in het geheugen gegrift. Zo ook bij de heer Cocural, hoewel hij het ongeval op een afstand had meegemaakt. De beelden van toen kon hij niet vergeten.

Op willekeurige tijdstippen, zelfs tientallen jaren na het ongeval met het toestel, vroeg hij zich af: “Wat voor kist zou het geweest zijn?”, “wie waren de bewoners, die omkwamen?”

Toen dan ook in 1973 in de diverse dagbladen enkele publikaties verschenen over bergingen van vliegtuigen, die in de oorlog waren neergekomen ( o.a. in Zuidelijk Flevoland en Haamstede door de Koninklijke Luchtmacht ), besloot de heer Cocural ook de gebeurtenissen in de nacht van 22 op 23 juni 1943 te Utrecht te trachten te reconstrueren.

Hij dacht: “Na 30 jaar zal het temeer interessant zijn als ik achter de werkelijke feiten kom en deze feiten te publiceren”. Eenmaal in het feitenmateriaal gedoken, bleek, dat dit geen sinicure was en dat er van publikatie in 1973 geen sprake zou zijn. Het duurde nog rulm twee jaar voor er voldoende feiten bijeen waren gebracht om tot publikatie over te gaan. De heer Cocural begon met het raadplegen van het Gemeentearchief van Utrecht. Schreef instanties zoals de Brandweer, het Academisch Ziekenhuis, de Algemene Begraafplaats en Lt.Kol. A.P. de Jong van de Luchtmacht Voorlichtingsdienst. Hij interviewde bewoners in de straten van de wijk “Witte Vrouwen”, welke destijds de ramp hebben meegemaakt.

Steeds meer feitenmateriaal werd verzameld, dikwijls ook tegenstrijdige feiten en dan was het moeilijk om uit te distelleren welke nu de juiste waren. Een eenvoudig voorbeeld hiervan is het vaststellen van het juiste tijdstip van het neerstorten van het vliegtuig, zoals hieronder blijkt:

Volgens officiele stukken van de navolgende instanties werden de volgende tijdstippen genoemd:
-Luchtbescherming, uitkijkpost Domtoren vliegtuig in brand 00.56 uur, vliegtuig valt om 00.58 uur.
-Brandweer Utrecht: brandmelding: 00.55 uur
-GGD Utrecht: tussen 00.00 en 02.00 uur
-Luchtmacht Voorlichtingsdienst: 1.15 uur.
-Hoofd Luchtbeschermingsdienst: ontvangst bericht neergeschoten vliegtuig 01.15 uur.
-Politie: 01.00 uur

Als meest aannemelijke tijd werd aangenomen de melding van de uitkijkpost op de Domtoren, aangezien dit een rechtstreekse waarneming was. Alle overige instanties, met uitzondering van de Luchtmacht Voorlichtingsdienst, werden naar aanleiding hiervan gewaarschuwd en hebben, waarschijnlijk de tijd van melding in het rapportenboek vermeld.

Tijdens het onderzoek bleek, dat de meeste schade ontstaan was in de navolgende straten en percelen:
-Kapelstraat, de nrs. 41, 43, 45, 47, 49 en 51. In perceel nr. 49 kwam het gezin Boer om ( vader, moeder en 12-jarige zoon Johan ); in perceel nr. 47 kwam het zoontje Aart van de familie Stravers om het leven.
-In de Bouwstraat werden de nummers 37, 39 en 41 geheel vernield of zwaar beschadigd. De nrs. 26, 43, 46 en 48 liepen lichte schade op.
-In de Palmstraat werd perceel nr. 38 zwaar beschadigd terwijl de nrs. 13, 36 en 39 en 41 licht beschadigd werden.
-In de Gildstraat werd perceel nr. 87 licht beschadigd en voor perceel nr. 94 werd een dood bemanningslid van het vliegtuig aangetroffen.
-In de Poortstraat werd nr. 25 zwaar beschadigd, terwijl de nrs.35a, 62 en 86 licht beschadigd werden. In de tuin van  perceel nr.29 word een dood bemanningslid van het vliegtuig aangetroffen.
-In de Bladstraat werden de percelen nrs. 2, 4 en 6 licht beschadigd
-In de Zandhofsestraat kwamen lichte beschadigingen voor o.a, op nummer 103.
-In de Bollenhofsestraat nr. 192 licht beschadigd. Hier was inderdaad een lid van de bemanning door het dak geslagen en dood in bed aangetroffen. Dit pand werd bewoond door de familie Tomassen. In de tuin van perceel nr. 198 werd een parachute aangetroffen.
-In de Willem Barentzstraat liep perceel nr. 59 lichte schade op.
-In de Goedestraat werd perceel nr. 61 geheel verwoest, de nummers 59 en 63 werden zwaar beschadigd en nr. 65 licht beschadigd.
-In de Obrechtstraat werd woning nummer 39 zwaar beschadigd terwijl de nrs. 3, 20, 22, 41 en 42 lichte schade opliepen. In perceel nummer 20 kwam de heer C. G. van Heelsum om.
-In de Biltstraat lichte schade aan de percelen 62-68 en liep perceel nr. 172 eveneens lichte schade op ( daarin was gevestigd de Veeartsenijkundige Hogeschool ).

De heer C.G. van Heelsum kwam op een zeer merkwaardige wijze om het leven. Een stuk van het vliegtuig sloeg door het dak van het pand Obrechtstraat nr. 20, alsmede door de vloer van de bovenste verdieping, vlak langs het bed, waarin de heer van Heelsum lag te slapen. Geschrokken door alle lawaai sprong de heer van Heelsum uit bed, juist in het zo juist ontstane gat in de vloer en viel naar beneden, bij welke val hij omkwam.

Verder werden er deze nacht nog 3 personen gewond naar het ziekenhuis vervoerd, nl. vanuit de Kapelstraat 2 gewonden, waarvan een een vrouw was. Van beide gewonden was de naam nog niet te achterhalen. Ze werden met ziekenauto nummer 7 van de GGD naar het Stads- en Academisch Ziekenhuis vervoerd. Met ziekenauto nummer 5 werd Johanna Stravers ( 13 jaar ) met brandwonden haar hetzelfde ziekenhuis vervoerd.

De ambulance-verplegers waren resp. de heren A. Raspe en S. J. Oostenrijk. Er waren verder ook nog een aantal lichtgewonden o.a. Mej. W. van Rij kom, een inwonende dienstbode in het perceel nr. 22 van de Obrechtstraat. Deze gewonden konden allen ter plaatse worden verbonden.

Hoe werd de ramp ervaren door de bewoners van de wijk “Witte Vrouwen”? Het beste is dit af te leiden uit een aantal aanhalingen uit ooggetuigenverslagen.

De heer van Veenendaal Sr, 81 jaar:
”Ten tijde van het neerstorten van dat vliegtuig in onze wijk, zat ik in de melkhandel in die buurt. Ik weet natuurlijk ook niet alles precies meer, ik ben namelijk nu 81 jaar. Maar ik weet nog wel, dat ik toen vanwege het overvliegen van zeer veel vliegtuigen naar de zolder was gegaan en voor het steekraampje stond te kijken. Ik zag een vliegtuig geraakt worden en brandend naar beneden komen in onze richting. Ik was er vast van overtuigd, dat ik er aan zou gaan op dat moment, want het was één vuurmassa wat mijn kant uitviel.

Het was een herrie van jewelste en nadat de brokstukken her en der neervielen was het een en al brand om ons heen. De meeste stukken kwamen gelukkig al neer in de buurt van de Kapelstraat en Bouwstraat, maar ook in de Goedestraat. De volgende dag heb ik bij Tomassen een dode vlieger gezien op bed die later door de Duitsers met een touw om zijn voeten gebonden zo uit het raam naar beneden werd gelaten. Zeer waarschijnlijk de mitrailleur-schutter. Ook lag er een in de Gildstraat op straat. Later vonden ze er nog een bij Het Kalfje aan de Biltseweg. Waar die vliegers gebleven zijn weet ik niet, die zullen de Duitsers wel meegenomen hebben” .

Mevrouw J. van Veenendaal, 46 jaar, schoondochter van bovengenoemde heer van Veenendaal:
“Indertijd toen dat vliegtuig in onze wijk viel was ik 16 jaar, maar toch kan ik het mij goed herinneren. Ik weet nog best dat er een piloot in de Gildstraat op straat lag. Er was ook een stuurstoel in de Poortstraat op de hoek van de Palmstraat op het trottoir. Die foto met die kinderhoofdjes, dat is de Kapelstraat, want in die andere straten waren die niet. Nee, de slachtoffers ken ik niet van naam, maar die zijn wel uit de Kapelstraat, want daar zijn indertijd de doden gevallen, volgens mij”.

De heer T. Gussinklo:
“Het neergestorte vliegtuig werd door mij waargenomen toen het inbrand geschoten werd. Ik woonde in het pand Oude Gracht 214 bis. Door het geluid van vele vliegtuigen werd ik omstreeks middernacht wakker. Mijn kamer lag aan de achterzijde van bovengenoemd huis. Over de Regentesseschooi ( Hamburgerstraat) keek ik in de richting De Bijt. Plotseling zag ik een vliegtuig als een vurige bol even doorvliegen en dan neerstorten. De richting waar
in het vliegtuig vloog was naar De Berenkuil, komende vanaf het Station. De wrakstukken zag ik de volgende morgen. Als onderwijzer, aan de Bouwstraatschool zag ik ook dat stukken van het vliegtuig door het dak van de school en het tegenoverliggende pand waren geslagen”.

De heer J. van Hes, Gildstraat 154:
“De nacht, dat die Engelse bommenwerper op onze buurt neerkwam, kan ik mij nog precies herinneren omdat er die nacht zo veel gebeurd is, dat dit je hele verdere leven bij blijft. Wan neer het precies is geweest, kan ik me niet meer herinneren, maar we hebben toen hier geluk gehad. Er is toen een stuk van het vliegtuig precies op de telefoondraden of haken van de bovengrondse leiding gevallen, die toen van ons huis naar de buren liep. Dit stuk is, alsof het op een springveren matras terecht kwam, waar omhoog gesprongen en over ons dak op het achtergedeelte van het perceel van onze buren (Bladstraat 2) gevallen.

We hebben, toen het vliegtuig viel wel de enorme vuurgloed gezien en de klap gehoord. Het vliegtuig zelf konden we niet zien aankomen, omdat ons zolderraam aan de andere kant op gericht was. De boel naast ons en achter ons stond snel in brand en de omstanders en buren vormden een ketting om alsnog te redden wat er te redden viel. In de zenuwen is toen te veel stuk gegooid door te snel en te ruw neerzetten van de spullen die eerst gered werden”.

De heer en mevrouw van Emmerik, Kapelstraat 41:
“Op de bewuste nacht toen het brandende vliegtuig naar beneden kwam en de omgeving fel verlichtte, was het of alles om ons heen in brand stond. Er vielen stukken iets verder op de huizen van de familie de Boer op nummer 49 en er naast op 47 van de familie Stravers. Mevrouw Stravers was buiten en riep maar steeds “het kind is nog boven”. We hebben een grote ladder en die hebben we er nog heen gebracht, maar we konden er niet meer bij omdat alles in lichter laaie stond vanwege al die benzine. In onze tuin stond een grote perenboom, die ook een en al vuur was. Het was een ontzettend gezicht. Later hebben we nog een vliegtuig in brand zien vliegen, maar die vloog gelukkig een anders kant op”.

De neuskoepel van het vliegtuig (met mitrailleur) is door het dak van een woning in de Palmstraat geslagen. Foto: HUA