Monument voor vermoorde Joodse Utrechters
Gepubliceerd: donderdag 29 oktober 2015 22:45
Bekijk ook het videoverslag van Ben Hendriks hieronder.
Door Vincent Oldenborg - "Ik heb je in mijn handpalmen gegrift”, deze bijbeltekst uit het boek Jesaja staat, omringd door de namen van de 1239 joodse Utrechters die na de Tweede Wereldoorlog niet teruggekeerd zijn uit de nazi-vernietigingskampen, centraal op de gedenkmuur van het Joods monument dat donderdagavond door burgemeester Jan van Zanen en kunstenaar Amiran Djanashvili werd onthuld.
Het monument heeft een plaats gekregen bij het Spoorwegmuseum, het voormalige station Maliebaan. Het was dit station dat in 1942 en 1943 door de Duitse bezetter gebruikt werd om ruim 1600 joodse Utrechters te deporteren naar de vernietigingskampen. Van hen keerden er slechts 400 naar Utrecht terug.
Naast de natuurstenen gedenkmuur bestaat het monument uit een aantal zogenoemde Jeruzalemstenen, die als zitplaats ter bezinning dienst kunnen doen, een bronzen beeld van een sjofar, de traditionele joodse ramshoorn die wordt gedragen door een Minjan, een groep van tien Joodse mannen, het minimumgetal voor de aanwezigen die een Joodse samenkomst en viering mogelijk maken. Het is een creatie van de Utrechtse beeldhouwer Amiran Djanashvili.
Tijdens de drukbezochte onthullingsplechtigheid blies de Utrechtse rabbijn Heintz een sjofar, werd de kaddish gezegd door Moshe Lewkowitz en benadrukten verschillende sprekers en spreeksters het belang van het feit dat deze Utrechters nu, ruim zeventig jaar na de Tweede Wereldoorlog eindelijk weer een naam en een plaats hebben gekregen zodat we hen kunnen gedenken. Zeker, zoals opperrabbijn Jacobs benadrukte, voor al diegenen die na de oorlog geen enkele nabestaande meer hadden om hen te gedenken, aangezien die hetzelfde gruwelijke lot hadden ondergaan. Allen verdienen het om gekend te zijn.
Ook kwam de moeizame ontstaansgeschiedenis van het monument ter sprake. Na eerdere, mislukte, initiatieven heeft de Stichting Joods Monument Utrecht onder voorzitterschap van Wim Rietkerk alle zeilen bij moeten zetten om het initiatief te realiseren. Zowel het rond krijgen van de financiering als van de plaats was een moeizaam en langdurig proces waarbij aanvankelijk van vele kanten tegenwerking werd ondervonden.
De penningmeester van de stichting, Maarten van Ditmarsch, sprak in zijn dankwoord met name zijn erkentelijkheid uit voor de Nederlandse Spoorwegen, de gemeente Utrecht en de Utrechtse kerkgemeenschappen en ondernemers die alle een belangrijke rol hebben gespeeld bij het realiseren van het monument.
Volgens een joods gezegde kan de mens twee keer sterven, hield de schrijver Ad van Liempt ons voor. De eerste keer bij de dood en een tweede keer als zijn of haar naam is vergeten. Voor deze Utrechtse slachtoffers van de holocaust is die tweede keer, zij het erg laat, met dit monument voorgoed voorkomen.