Kasteel De Haar zélf ontdekken
Gepubliceerd: vrijdag 18 maart 2016 13:13
Door Rosanna del Negro - In de eetzaal van Kasteel De Haar is de oudste livrei te bewonderen; het roodfluwelen jacket herinnert aan het tenue van een lakei uit de middeleeuwen. Zonder twijfel gekozen vanwege die gelijkenis aan het begin van de 20e eeuw toen het kasteel betrokken werd door baron Etienne en barones Hélène.
De tijd van de middeleeuwen werd als idyllisch gezien. Aan deze romantische smaak van de eigenaren hebben we aan de Utrechtse westkant een sprookjeskasteel overgehouden.
Kasteel De Haar is zowel het Disneykasteel als het upstairs/downstairs-landhuis van Downton Abbey. Dit laatste merkte burgemeester Jan van Zanen deze week in de centrale hal scherp op. De burgemeester sprak daar geflankeerd door twee ‘lakeien’ in livrei. Niet in de middeleeuwse versie uit de eetzaal maar in een moderner kostuum.
Bij navraag bleek dat de dienstmeiden, vaak overgekomen uit Frankrijk, geen uniform hadden of in ieder geval geen dat bewaard is gebleven. De verklaring hiervoor volgens de gids is dat de lakeien zichtbaar waren en serveerden tijdens het diner en de vrouwelijke dienstbodes meer achter de schermen functioneerden.
Kasteel De Haar gaat met de toespraak van de burgemeester een nieuw tijdperk in. Je mag het zelf gaan ontdekken. Tot deze week kon het kasteel alleen onder begeleiding van een gids bezocht worden. Die rondleidingen worden overigens al zo’n 100 jaar gegeven want er zijn altijd nieuwsgierigen geweest die een blik wilden werpen op hoe het er binnen uitziet.
Nieuwsgierig ben ik ook altijd wanneer ik door de kasteeltuin loop en naar de immense façades van het kasteel kijk. Je ziet dan het middenschip van het kasteel met ernaast het chatelet, maar vooral vallen de grote torens in het oog, de spitstorentjes en verspringende gevels. Dus ja, ik wil het kasteel zélf ontdekken en volg de muzikanten naar de ruimtes achter de centrale hal. Naar de ridderzaal, de bibliotheek en de eetzaal en beneden naar de keukens.
Mijn nieuwsgierigheid wordt maar deels verzadigd, hoe spectaculair deze ruimtes ook zijn. Ik zoek naar intieme details van de bewoners en vind ze in de tentoongestelde sabel die gedragen werd door vader en zoon. Ook in de oude foto’s, zoals die van de barones waar ze verkleed is als corpulente heer met snor, die de excentriciteit en de joie de vivre van de eigenaren weergeeft.
Maar ik wil meer; ik wil struinen door het kasteel en me Rapunzel wanen door de torentrap te beklimmen; ik wil zien hoe klein en zonloos de kamers van de dienstbodes zijn vlak onder het leien dak, een venster ontdekken dat weergaloos uitzicht geeft over de tuinvijver. Dat het niet kan, kan ik begrijpen; de ruimtes op de begane grond en de kelder openstellen voor publiek vergt maatregelen, regels om je aan te houden als gast, afzettingen om de waardevolle objecten te beschermen.
Om de andere kamers en de tussenverbindingen open te stellen, vergt ook nog eens onderhoud en financiën. Maar zo gauw die mogelijkheid wel geboden wordt, zal ik niet wankelen: Non titubans, zoals op het wapen van de familie Van Zuylen staat.