Door Jim Terlingen - Zaterdag werden twee struikelstenen geplaatst op de Justus van Effenstraat in de buurt achter het voormalige Academisch Ziekenhuis. Nu liggen er 223 in Utrecht. 

Het is het 2e en 3e struikelsteentje in dit wijkje. Dat gaan er de komende jaren vast veel meer worden. Die conclusie kan gerust getrokken worden uit wat de Utrechtse onderzoeker Pieter Akkermans zaterdag vertelde tijdens zijn toespraak.

Samen met zijn collega Victor Frederik brengen zij in kaart hoeveel joodse mensen in de oorlogsperiode in de wijk gewoond hebben en wat er van hen is geworden. De teller van de twee onderzoekers staat voorlopig op 250. "Dat is ongeveer een-achtste van alle joodse mensen in Utrecht", aldus Akkermans. 

De struiksteenplaatsing gebeurde voor Justus van Effenstraat 1. Dit pand was een pension, waar tusen 1938 en 1942 achtereenvolgens 30 joden verbleven, vertelde Akkermans. "Hun levensverhalen zijn een afspiegeling van wat alle joodse mensen in Nederland in deze periode is overkomen."

Frederik en Akkermans komen te zijner tijd naar buiten met hun onderzoeksresultaten, mogelijk in een boek en/of op een website.

v.l.n.r. Pieter Akkermans, bewoner Thomas van Gaalen en Victor Frederik. Foto: JT

De twee steentjes van gisteren waren voor Louis en Judith Engelsman, die beiden in het pand zijn geboren. Hun moeder Anna Marie Engelsman-Pinas was eigenaresse van het pand.

De huidige bewoners hebben de stenen aangevraagd. Namens hen deed Thomas van Gaalen het woord. We mogen hier zijn toespraak publiceren.

  

"Als inwoners van dit adres – Justus van Effenstraat 1 – hebben wij recent deze twee stenen aangevraagd. Geen van ons is gerelateerd aan de personen die op deze stenen staan.

De reden dat we ertoe zijn gekomen deze stenen aan te vragen is eigenlijk puur toeval. Een paar jaar terug werden de nieuwe online databases van het Joods Monument en oorlogsbronnen.nl gelanceerd; deze maken het makkelijker om digitaal te zoeken naar sporen van holocaustslachtoffers uit Nederland. Omdat ik zelf afstam van joodse holocaustslachtoffers uit Amsterdam spitte ik door de databases in de hoop meer info over hen te kunnen vinden. Dat lukte. Onderweg keken wij echter ook eens naar wat er bekend was over onze eigen leefomgeving. En wat bleek? Ook in dit huis woonden mensen die vermoord werden in de holocaust.

Thomas van GaalenIk werk zelf aan een promotieonderzoek in geschiedenis aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, dus ik graaf graag in archieven. Bij wijze van introductie wil ik daarom, op basis van wat beknopt speurwerk, kort ingaan op de twee mensen die vandaag centraal staan.  

Ik zou daarvoor even terug willen gaan naar september 1942. Op dat moment woonden er een broer en zus in dit huis, zo laten gemeentebronnen ons weten. Dit waren Louis Engelsman - toen 18 jaar - en Judith Engelsman, toen 21.

Tegenwoordig wonen wij hier met zijn zessen. Dit flinke huis is, zoals meer panden in Utrecht, opgedeeld in verschillende leefruimtes, elk bedoeld voor studenten of net werkenden. De gang, tuin en voorzieningen zoals de wasmachines zijn gedeeld—en de van oorsprong flinke kamers zijn hier en daar opgehakt, om zo in totaal zeven woonruimtes te creëren.

Maar tussen de late jaren dertig en 1942 was het hier nóg wat knusser ingedeeld. Justus van Effenstraat 1 bestond uit wel negen kamers, zo tonen gemeentelijke registers. Onderzoek van Pieter Akkermans en Victor Frederik laat zien dat er hier in de oorlogsjaren wel 30 verschillende joodse bewoners hebben geleefd. Dit huis was namelijk een pension. Voor de naoorlogse opkomst van het nu alom bekende studentenhuis woonden studenten, alleenstaanden en ouderen veelal in dergelijke woonconstructies, waar ze naast een kamer vaak ook maaltijden en andere verzorging kregen.

Toen de vader van Judith en Louis kort na de geboorte van Louis overleed, begon hun moeder, Anna Marie Engelsman-Pinas, een carrière als full-time hospita. Volgens een advertentie in Het Joodsche Weekblad van 1941 bood Engelsman-Pinas op dit adres “een en tweepersoonskamers met stroomend water. Onmiddellijk bij station en centrum”. Louis en Judith groeiden op tussen studenten, jonge werkenden, en ouderen. Er was sprake van hechtheid; Judith en Louis, die door familie en huisgenoten ook wel “Loekie” werd genoemd, raakten bevriend met meerdere medebewoners.

Er is dus sprake van een bijzondere continuïteit. Zoals wij nu trap op, trap af rennen, zomers in de tuin zitten, en ons in de winter klappertandend door de koude, hoge gangen begeven, zo deden Judith, Louis en hun huisgenoten dat ook.

Maar vanaf de Duitse inval in 1940 hadden Judith en Louis – toen 18 en 15 - wel meer aan hun hoofd dan de dagelijkse zaken van een gedeeld huis. Er volgden jaren van onzekerheid en chaos. Het ging hard: op 7 januari 1941 mochten de twee niet meer naar de bioscoop. Op 10 januari moesten ze zich laten registreren als joodse inwoners, en zelf de kosten betalen. Wie dit weigerde kon een gevangenisstraf tot vijf jaar krijgen. Het doel van de registratieplicht was voor een aanzienlijk deel vernedering: dergelijke gegevens waren namelijk al bekend, want ze stonden in de bestanden van de joodse gemeentes en het bevolkingsregister.

Belangrijk om te melden is dat we het hier niet alleen hebben over beleidsontwikkelingen: deze veranderingen gingen hand in hand met een toename van antisemitisme op straat, en steeds openlijker geweld tegen joden en andere minderheden.

De maatregelen werden steeds serieuzer. Vanaf 1 september 1941 moesten joodse kinderen van openbare scholen, en in mei 1942 werd ook in Utrecht de beruchte jodenster geïntroduceerd. Steeds meer mensen werden aangehouden, verdwenen, en zouden nooit meer terugkomen.

Politiedocumenten uit die tijd laten zien dat de autoriteiten druk in de weer waren om joodse burgers op te sporen, aan te houden, en naar dodelijke concentratie- en strafkampen over de grens te sturen. Politiedepartementen in Utrecht, de Bilt, de Meern, Zeist en andere omliggende plaatsen onderhielden nauw contact om de opsporingen zo efficiënt mogelijk te doen verlopen.

In oktober 1942 werden ook Judith en Louis genoemd in uitgewisselde aanhoudingsverzoeken. Documenten uit het Utrechts Archief bieden een inkijkje in deze correspondenties. Het zijn schrijnende documenten; in een kille, professionele toon sturen politiedepartementen elkaar lijsten met namen, en updates met de laatst bekende info over joodse burgers. De namen van reeds gearresteerde joden zijn her en der voor het gemak al doorgestreept (zie afbeelding). Er werden stapels van dit soort brieven uitgewisseld: voor oktober 1942 alleen al liggen er in het Utrechts archief meer dan 90 bladzijden aan politiecorrespondentie.

Bijlage bij brief van gemeentepolitie De Bilt aan Gewestelijk Arbeidsbureau Utrecht (9 oktober 1942; verkregen via Utrechts Archief). De bijlage zet alle nog niet gearresteerde joodse inwoners van gemeente De Bilt op een rij (hoewel ik bovenstaande lijst eigenlijk slechts koos vanwege de illustratieve functie, stuitte ik later op een vreemd toeval: de laatstgenoemde naam is een eigen familielid) - TvG

Louis en Judith wisten inmiddels goed dat het menens was. Achter de deur van Justus van Effenstraat 1 broeide langzaam maar zeker een radicaal plan. Louis en een bevriende huisgenoot ontworpen een geheim vluchtplan. De twee zouden hun belangrijkste spullen inpakken, spontaan vertrekken, en een gevaarlijke tocht naar de grens wagen, in de hoop uiteindelijk in het neutrale Zwitserland te belanden. Het is maar de vraag of Zwitserland de twee Utrechtse jongens had binnengelaten; de Zwitserse autoriteiten verworven een beruchte reputatie omdat ze, ondanks hun zogenaamde neutraliteit, vele joodse vluchtelingen terugstuurden.

Louis en zijn huisgenoot kwamen echter nooit zo ver. In België werd Louis opgepakt. Zijn metgezel wist te ontsnappen, keerde terug, en dook onder in Nederland. Hij overleefde de oorlog. Louis niet. Op 22 oktober werd de toen 18-jarige jongen vastgezet in de kazernes van de Belgische stad Mechelen. Twee dagen later werd hij vanuit Mechelen naar Auschwitz getransporteerd. Op 27 oktober 1942 vond Louis – Loeki – daar zijn dood.

In de tussentijd was Judith getrouwd met Salomon, die net zijn studie diergeneeskunde afgerond had. Het is onduidelijk of zij ooit nog nieuws vernomen hebben van Louis. Wel weten we dat het echtpaar, vrijwel meteen na hun huwelijk, besloot dat er geen toekomst voor ze was in Nederland. Ze volgden in de voetstappen van Louis, en sloegen op de vlucht - in hun geval in de richting van Engeland. Nederland veilig doorkomen was echter een bijzonder complexe opgave. De vlucht mislukte; Judith werd gearresteerd, en Salomon wist onder te duiken. Op 18 mei 1943 werd Judith – samen met meer dan 2500 anderen – van Westerbork naar Sobibor gebracht. Kort na aankomst, en toevalligerwijs bijna exact twee maanden na mijn eigen betovergrootouders uit Amsterdam, werd Judith daar vermoord.

Geen van de huidige bewoners van het huis heeft Judith en Louis - natuurlijk - ooit gekend. Ook zijn we, zoals gezegd, geen familie van deze broer en zus. Maar in zekere zin zijn ze onze huisgenoten. Als eerbetoon aan onze voormalige buren en medebewoners, en als herinnering aan zowel de verschrikkingen van genocide, racisme en onderdrukking als de manier waarop gewone mensen als Judith en Louis met deze verschrikkingen omsprongen leggen wij dus twee Stolpersteine."

Thomas van Gaalen bij de geplaatste steentjes. Foto: JT