‘Stad leunt te veel op woningmarkt’
Gepubliceerd: dinsdag 22 oktober 2019 08:00
Door Louis Engelman - Utrecht leunt in haar woningbeleid veel te veel op initiatieven vanuit de markt. Frans Soeterbroek, als ‘Ruimtemaker’ gespecialiseerd in ‘het samen maken van stad en gemeenschap’ is daarvan overtuigd. Hij voorziet op dat punt grote problemen voor de toekomst.
In een zeven pagina’s groot pamflet onder de titel ‘In goede bedoelingen kun je niet wonen’ (klikhier) hekelt Soeterbroek het ‘Stadsakkoord Wonen’ dat recentelijk in Utrecht werd vastgesteld. Betrokken bij diverse lokale netwerken zoals de Utrechtse Ruimtemakers en de coalitie bewonersinitiatieven wonen heeft hij van dichtbij gezien wat de consequenties van deze aanpak zijn.
Daarin, zo stelt hij, gaan ontwikkelaars, beleggers en corporaties samenwerken om te komen tot bouwproductie, doorstroming en een gemengde stedelijke bevolking. De gemeente stelt zich erin op als ‘de grote mogelijk-maker’.
Hij constateert dat ‘alles gebeurt op basis van onderling vertrouwen en dappere beloften, zonder de prijsopdrijvende werking echt tegen te gaan.’ Soeterbroek doelt daarmee op anti-speculatiebedingen, harde maxima aan huren, het verbod om woningen tegen opbod te verkopen, zelfbewoningsplicht en een verbod op verkoop van sociale huurwoningen.
Hij vindt dat Utrecht uitgaat van ‘een naïef maakbaarheidsoptimisme, waarin de markt de woningproblemen kan oplossen’. Volgens hem kunnen deze partijen dat helemaal niet waarmaken. ‘Natuurlijk zijn ze in staat rendabel te bouwen en winst maken. Maar het is aan de overheid om de maatschappelijke doelen te realiseren.’
Soeterbroek verwijt het de lokale politiek dat deze zich meer richt op beleggers en projectontwikkelaars dan op de eigen bevolking. ‘De stad is in haar denken over de publieke zaak haar zelfvertrouwen kwijtgeraakt. Ze zou veel meer moeten leunen op de inbreng van de samenleving in plaats van op de markt.’
Daartoe zou het stadsbestuur, meent hij, haar ‘sociale kapitaal’ opnieuw moeten organiseren. Bijvoorbeeld door aan het begin van een plan eerst bij de buurtbevolking na te gaan welke behoeften er precies zijn. ‘Die kennis moet je willen gebruiken. Waarmee je misschien ook het vertrouwen tussen de burgers en de overheid kunt versterken en waar nodig herstellen.’
Helaas ziet Soeterbroek in de praktijk dat de bewoners vaak als laatsten worden gehoord en dat ze dan alleen nog wat mogen tegensputteren. ‘In Utrecht is dat in de afgelopen decennia versterkt. En in het nieuwe participatiebeleid wordt de omgang met de burger nog veel vrijblijvender.’
Als verontrustend voorbeeld neemt Soeterbroek het plan in Overvecht, waar een uitruil plaats vindt tussen corporatie Mitros en ontwikkelaar BPD. In de omgeving van de Vader Rijndreef en Camera Obscuradreef moeten daarvoor daar 80 sociale huurwoningen worden gesloopt om er 140 vrije sectorhuurwoningen en koopwoningen voor terug te bouwen. De verdwijnende sociale huurwoningen zouden op andere plekken in de stad terug moeten komen.
Soeterbroek: ‘Maar zonder dat de buurt er iets vanaf wist was in de geheime businessdeal ook afgesproken dat een voor de buurt belangrijk plein aan het plan werd opgeofferd. Dat was hen niet verteld.’
Hoewel wethouder Kees Diepeveen recentelijk tijdens de wijkvergadering van Overvecht in een debat met Soeterbroek zei helemaal achter zijn gedachtegang te staan, heeft deze daar totaal geen vertrouwen in. ‘Nee, ik geloof hem niet als het alleen maar in algemene termen mijn betoog steunt. Ik heb hem tot twee keer toe gevraagd of hij bij de plannenmakerij eerst zou willen beginnen met een analyse onder de burgers, maar daar kreeg ik geen toezegging op. Dat stelt me teleur.’
Hij herkent dat niet alleen voor Overvecht. ‘Ik zie het ook gebeuren in de Merwedekanaalzone en op het Kanaleneiland. Diepeveen klinkt daarin hyper-naïef. Hij lijkt geen enkele concrete juridische afspraak gemaakt te hebben om de ontwikkelaars aan de toezeggingen te kunnen houden.’
Van die kant zie je ook, stelt hij, dat deze de moderne terminologie handig hebben overgenomen. ‘Zij hebben de mond vol over ‘duurzaamheid’ en ‘gezond stedelijk leven’. Maar uiteindelijk is dat vooral veel windowdressing.’ Want de markt heeft met name belang bij zo compact mogelijk bouwen, waarmee de meeste winst kan worden gemaakt.’
Op de vraag of de gemeenteraad in dit spel ‘tandeloos’ is geworden, antwoordt Soeterbroek bevestigend. ‘Je ziet de tegenzin bij de raad om zich in dit onderwerp vast te bijten en vragen te stellen bij het nog zwaarder gaan leunen op de markt. Het is voor de raadsleden veel leuker om te praten over een gezonde stad, groen en verdichting dan om systeemvragen te stellen over hoe je kunt voorkomen dat de stad wordt uitgeleverd aan het grote geld.’
‘Ik neem dat de politiek wel kwalijk. Die zou het debat moeten voeren over fundamentele vragen als waarom de stad zo moet groeien. En voor wie we dat doen. Niemand vraagt zich af of er ook alternatieven zijn dan alleen maar op deze wijze bouwen, bouwen, bouwen. Met het risico nu wijken te realiseren waarvan we later spijt hebben.’
Het verweer van onder meer GroenLinks dat het coalitieakkoord juist streeft naar 35 procent sociale woningbouw en 25 procent midden-categorie vindt Soeterbroek mager. De intentie is goed maar als je verder het overlaat aan marktwerking blijven het papieren formules. In Zijdebalen zou 20 procent van de woningen in de sociale sector vallen. Uiteindelijk is dat 8 procent geworden. En niemand komt erop terug! Dat betekent des te meer dat je de sociale woningvoorraad met hand en tand moet verdedigen en waar mogelijk uitbreiden.’
Reageren? Stuur een e-mail aan Nieuws030, klikhier