Door Jim Terlingen - Vanochtend zijn voor Mauritsstraat 105 in Utrecht-Oost zes struikelsteentjes geplaatst. Daarbij waren ongeveer twintig aanwezigen. Het aantal struikelsteentjes in Utrecht komt hiermee op 239.

De bewoners van het huis, Relinde en Jos, zochten zelf in detail uit wat er met de joodse mensen is gebeurd die hier woonden. Relinde hield een toespraak die wij hier mogen delen:
  

Dank dat u allen tezamen bent gekomen voor deze steenlegging van zes Stolpersteine, hier voor ons huis, Mauritsstraat 105.

Ik denk namens veel mensen te spreken, als ik zeg, dat het gedenken van slachtoffers van het nazi-regime heel belangrijk is. Juist in deze tijd, waarin machtsblokken verschuiven, waarin zorgelijke politieke conflicten en maatschappelijke ontwikkelingen ons uitnodigen parallellen te trekken met toen, waarin regimes nog steeds wreedheden begaan tegenover minderheden. Ik laat het aan uw eigen invulling over. Hier, vandaag, houden we ons verder alleen met tóen bezig.

Tóen, in 1936, vluchtte het Joodse echtpaar Heinrich Spritzer en Tilla Ritter uit Berlijn naar Nederland. Hun zoon Jacob, koopman in damesconfectie, was al eerder hier naartoe gevlucht. In september 1940 kwamen de Spritzers als huurders in de Mauritsstraat 105 wonen. Ze woonden er nog geen twee jaar, want medio 1942 werden zij, net als alle andere Joodse inwoners, verordonneerd om naar Amsterdam te verhuizen. Nog geen jaar later, in mei 1943, kwam het echtpaar in Kamp Vught terecht. Na twee weken werden zij op transport naar Kamp Westerbork gezet, en twee dagen later naar vernietigingskamp Sobibor. Daar zijn ze drie dagen na aankomst vermoord. 

Heinrich Spritzer was toen 60, Tilla Spritzer-Ritter was 57.

Wij leggen de Stolpersteine van deze man en vrouw voor de rozenstruik, die wij bij de geboorte van onze oudste dochter hebben geplant.

De steentjes voor het joodse echtpaar Heinrich Spritzer en Tilla Ritter. Foto: JT

In ons huis verbleven in die vreselijke periode nog twee vrouwen, die als onderhuurster staan geregistreerd. Else Holz-Nathan was in 1938, ze was toen 43, uit Duitsland gevlucht. Ze heeft de oorlog overleefd, maar over haar lot is verder niets bekend.

Ook Marta Schwarzbart, afkomstig uit Krakau, kwam in september 1940, 17 jaar oud, hier op 105 wonen. Ook zij werd medio 1942 gedwongen naar Amsterdam te verhuizen. In september 1942 werd ze via Kamp Westerbork naar Auschwitz afgevoerd en vermoord. En wel op 10 september 1942. Ze was toen 19 jaar en 1 dag oud.

De Stolpersteine van deze twee vrouwen komen hier bij de hortensia te liggen.

Steentjes voor Else Holz-Nathan en Marta Schwarzbart. Foto: JT

Over het echtpaar Joseph Iwiansky en Helene Iwiansky-Bickart weten wij meer. En wel omdat Helene de oorlog heeft overleefd, naar Amerika is geëmigreerd en zich in 1994 heeft laten interviewen. Dat interview is op Youtube te vinden in de collectie van het United States Holocaust Memorial Museum.

Helene heeft al die jaren na de oorlog gezwegen over wat haar is overkomen. Ze geeft zelf aan, dat het té zwaar was om zich dingen te herinneren. Tijdens het interview heeft ze zichtbaar moeite feiten terug te halen, maar gaandeweg het interview schieten haar schrijnende details te binnen, die je de haren te berge doen rijzen.

Door haar verhaal en de feiten die we uit andere bronnen hebben te combineren, is haar geschiedenis als volgt te reconstrueren. 

Helene kwam uit Berlijn, uit een muzikaal artsengezin. Tot 1939 voelde ze zich betrekkelijk veilig, omdat ze als tolk op een ambassade werkte. Op aandringen van haar moeder vlucht ze in 1939 naar Engeland, zogenaamd om daar meisje in de huishouding te worden.  Het is intussen september 1939, WOII is een feit en Engeland sluit zijn poorten. Ze strandt in Rotterdam en kan geen kant meer op. In Rotterdam leert zij haar toekomstige man Joseph Iwiansky kennen.

In haar interview is zij soms erg vaag. Ze zegt dat ze lang hebben moeten zoeken voordat iemand hen wilde trouwen. Utrecht noemt ze in het geheel niet, terwijl uit de huwelijksakte blijkt dat ze hier op 6 november 1941 zijn getrouwd. Ze wonen op de Mauritsstraat, moeten medio 1942 naar Amsterdam verhuizen en komen via de Hollandsche Schouwburg terecht in Kamp Westerbork. Daar wordt het echtpaar “gesperrt”, dat wil zeggen: dankzij Helene’s werk als verpleegster in het kamp hoeven ze niet meteen op transport. Maar in januari 1944 worden ze alsnog op transport gezet, en wel naar Bergen-Belsen.

Relinde tijdens haar toespraak, achteraan rechts haar echtgenoot Jos. Foto: JT

Joseph en Helene worden in het kamp tewerkgesteld: ze moeten het leer van schoenen van overledenen afhalen. Na nog geen 3 maanden krijgt Helene in het kamp van een medegevangene te horen dat haar man dood is: hij was, op weg van zijn barak naar de latrines, door een SS'er doodgeschoten. Om niets. Dat gebeurde op 23 maart 1944, vandaag precies 81 jaar geleden.

Helene zegt dat zij Bergen-Belsen heeft kunnen overleven, omdat zij op de ziekenzaal mocht werken. Werken was niet het woord: ze had dan wel verpleegervaring, maar in een immens grote zaal vol bedden met doodzieke mensen, zonder hulpmiddelen, kon ze niet meer dan een troostend woord of gebaar bieden. Op het laatst was zelfs dat verboden.

Als de interviewer haar ten slotte vraagt of ze een boodschap heeft, zegt Helene: 'Never forget, never let it happen again'.

We leggen de Stolpersteine van dit echtpaar samen voor de rozenstruik, die we bij de geboorte van onze jongste dochter hebben geplant.

Steentjes voor het joodse echtpaar Joseph Iwiansky en Helene Iwiansky-Bickart. Foto: JT

PS. Hier al mijn struikelsteenartikelen (jimterlingen.nl)