Ina Boudier-Bakker schrijft... (7 mei 1945)
Gepubliceerd: donderdag 7 mei 2015 23:00
Maandag 7 mei 1945.
De schrijfster Ina Boudier-Bakker, woonachtig aan de Oudegracht 333, houdt een dagboek bij, hieronder haar verslag van vandaag:
We wachten. Het is heerlijk zoel, stil weer. Henri is naar de Biltse weg. Jo is zogenaamd een boodschap doen. Ik alleen thuis nog.
Gistermiddag om 5 uur is te Wageningen de capitulatie ondertekend. Gistermiddag zijn ook de gevangenen op het Wolvenplein in vrijheid gesteld. Onder het gejuich der menigte trokken ze vuil, hongerig vermoeid maar overgelukkig langs de straten. Ik ben popelend van verlangen maar weer de straat opgegaan.
Plotseling geweldig schieten. Bij de Geertestraat troepen mensen: een Duitse officier wilde de garage niet overgeven, en schoot, alleen tegen zeven of acht illegalen. Hij scheen dekking te hebben gezocht achter de boom en al aangeschoten te zijn. Later hebben ze hem weggebracht, hoorde ik.
Maar op meerdere plaatsen in de stad werd gevochten. Wat een dwaasheid van die Duitsers, om nóg te vechten, nu de capitulatie een feit is en ze ontwapend worden. Op de Biltse weg wordt gevochten. En voor ’t bureau van Volk en Vaderland (Oudegracht 186), zó lang de doorn in ons oog. Dat verdedigen Duitsers en de NSB. Opeens ziet men een Duits soldaat van de Maartenbrug in de gracht springen, naar de overkant zwemmen om de belagers in de rug aan te vallen. Hij wordt onmiddellijk ontwapend.
En dàn - ongeveer half twaalf - begint de grootste Domklok, de St. Salvator, te luiden. De burgemeester Ter Pelkwijk heeft het ambt aanvaard opnieuw. Ik loop naar juffrouw Van Baaren op de gracht, sta te luisteren naar het plechtig klokgelui, Ja - nu is het toch wel heus een feit.
’s Middags Henri en ik de stad in. Gestaan op het Janskerkhof en de intocht onzer bevrijders gezien. Het enthousiasme was overweldigend. Tanks met Tommies en overladen met meisjes en jongens - serpentines, bloemen, en allen zingend. Toen de infanterie, de mannen in hun kakipakken slordig en los om hun lijf hangend, zo totaal anders dan de gehate stijf en strak zittende keurige Duitse grijze uniformen, die ons vijf jaar lang hebben gekweld.
Het zijn losse, zwierige jongens, één type, rood, moe, bezweet, lachend; blijkbaar hadden ze ver gelopen, en ze kónden zich haast geen weg banen door de juichende opgewonden jeugd; met moeite kwamen ze vooruit. En daartussen weer de wagens vól jongens en meisjes, verpleegsters, alles dol van vreugd. Opeens speelde het muziekcorps der Engelsen het Wilhelmus en luid zongen we het mee, op het stampvolle Janskerkhof - een prachtig moment. En alles overschenen door een heerlijke meizon. ’t Is warm weer opeens. De Ysheiligen zijn afgereisd.
Opeens ook weer een Hollandse stem uit een luidspreker op de Oude Gracht - oh, wat is het allemaal niet om te zeggen heerlijk! In de stad is het nu rustig, er wordt niet meer geschoten. Maar ’t volk heeft de meisjes, die aldoor met Duitse soldaten hebben gelopen, kaal geknipt - soms nog met teer ingewreven, en daarop een rood hakenkreuz. Er zijn daarbij ook ernstige mishandelingen gebeurd: meisjes in ’t water gegooid.
IBB's oorlogsdagboek ‘Met de tanden op elkaar’ is in 2013 opnieuw uitgegeven onder de titel ‘Zo doods en stil en donker’. In de eerdere versie zaten volgens historicus Rémon van Gemeren ‘vervalsingen’. Zie dit artikel van Jim Terlingen.