Welvaart Utrecht 92 - ‘Proces van gespleten stad al langer gaande’
Gepubliceerd: woensdag 1 november 2017 07:00
De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030. Vandaag deel 92.
Louis Engelman - Aan een aantal van de door mij geïnterviewde Utrechters heb ik de vraag voorgelegd welke gevaren de stad bedreigen. Globaal zijn hun antwoorden in drie groepen te verdelen: ‘tweedeling in de samenleving’, ‘de economie van de stad’ en ‘wonen/leefbaarheid’. Ik neem de vrijheid aan het slot van deze artikelenreeks hun waarschuwingen uitgebreid weer te geven.
Pieter Akkermans, adviseur woonprojecten, vreest voor een sociale splijting van Utrecht waarbij de hoger opgeleide stedeling vervreemdt van de lager opgeleide. ‘De stadsvernieuwing was voorheen op de tweede groep gericht, maar voor hen is er nu niet veel aandacht meer’, zegt hij. ‘Voor de onderklasse zijn er nauwelijks huizen te vinden. Zo kan een hele bevolkingsgroep zich uitgesloten gaan voelen.’
Volgens Akkermans tekent dit de zelfgenoegzaamheid van Utrecht. ‘Het gaat toch wel goed. Maar deze mensen delen niet mee in de welvaart’. In wijken als Zuilen en Ondiep dreigen daarom volgens hem spanningen te ontstaan. ‘Mensen die er al generaties woonden voelen zich ontheemd. Hun normen en waarden verkruimelen in een andere manier van samenleven. Dan gaan zij zich daarvan afkeren.’
Hans Versnel, oud-raadslid voor de PvdA, wijst op het proces van ‘de gespleten stad’ dat in zijn ogen al langer gaande is. ‘Welgesteld aan de oostkant van de spoorbaan en minder welvarend aan de westzijde. Daarin zie je ook het hoog en laag opgeleid terug.’ Het scherpst wordt dat, vindt hij, geaccentueerd in de verdeling van de gezondheid. ‘Utrecht-oost is de meest gezonde buurt, Zuilen veel minder. Ik vind dat een gevaarlijke tweedeling worden.’
Versnel praat ook over ‘een intellectuele elite’. ‘De mensen uit oost bezoeken de schouwburg en het muziekcentrum. Ze gaan uit eten en bezoeken cafés, gewoon omdat ze meer geld te besteden hebben. En die elite komt soms letterlijk in botsing met een Marokkaans jochie dat er op z’n scooter dwars doorheen rijdt.’
Ook Jos Bours van het STUT-theater onderkent die verborgen klassenmaatschappij. ‘Nog steeds lukt het arbeiderskinderen niet goed om massaal naar het hoger onderwijs door te stoten. En de ‘pit’ is uit de wijken. Van het vroegere elan, de strijdbaarheid, is niet veel meer over.’
Bours ziet groepen mensen die geen ‘deelnemer’ meer zijn in de stad. ‘Die hebben zich teruggetrokken, voelen zich slachtoffer en zijn weerloos tegenover een samenleving die meer dan vroeger bepaalde vaardigheden vereist. Zoals verbale begaafdheid, toegang tot het internet en deelname aan het culturele leven. Die mensen gaan niet naar TivoliVredenburg of de Schouwburg. ‘Die stukken hebben niks met ons te maken’, vinden ze. Ze voelen zich er niet door aangesproken. Met als resultaat dat ze zeggen: bekijk het maar.’
Ook bewonersondersteuner Jos Kloppenborg wijst op de risico’s van de maatschappelijke tweedeling. ‘Je ziet het: Kanaleneiland en Overvecht versus de rest van de stad. Zeker qua gezondheid. Wat doe je daarmee als gemeentebestuur?’
Zelf vindt hij dat de groepen binnen de wijken met elkaar moeten worden verbonden. ‘Je moet perspectief bieden. En dat moet je niet van bovenaf gaan regelen. Mensen moeten zich op eigen kracht kunnen organiseren. Daar moet je ze in ondersteunen.’
Voor stadsgeograaf Roland Goetgeluk vormen ‘de mensen die de boot dreigen te missen een tijdbom’. Zowel GroenLinks als D66 zijn daar volgens hem blind voor. ‘Al dat PVV-gestem is niet anders dan een uiting van mensen die de ruimte niet hebben. Als dat niet wordt gekanaliseerd heb je een probleem. Dit is een extreem belangrijke opdracht aan het stadsbestuur van Utrecht.’
Welvaart is voor een groot deel een facade, vindt stadssocioloog Kees van Oosten. ‘Die valt toe aan de elite van de stad. Je ziet dat niet zo omdat er met statistieken ontzettend wordt gegoocheld.’ Hij verwijst naar het Kanaleneiland. ‘Daar is de welvaart minder hoog dan in 1967.’
Van Oosten meent dat Marcel van Dam in dat opzicht gelijk heeft gekregen. ‘En ook econoom Piketty die stelt dat de welvaartstijging zich beperkt tot de bovenlaag, waarbij de middengroep een graantje meepikt. Maar voor veel mensen uit de onderlaag is er sinds 1970 niks verbeterd. Dat zie je op het Kanaleneiland terug. Armoede, voedselbank, torenhoge schulden.’
Hij ergert zich in dat verband groen en geel aan de bouwkosten van een cultuurpaleis als TivoliVredenburg. ‘Daar is voor een godsvermogen aan geld heengegaan. Dat moet allemaal worden opgehoest uit de belastingen. Het is gebouwd voor de elite van stad en regio, gewone Utrechters kunnen daar niet van profiteren. Een aow-er koopt niet even een kaartje van 35 euro. Op die manier is het Muziekpaleis het symbool geworden van de ongelijkheid.’
Ook oud-raadslid van Leefbaar Utrecht, Vincent Oldenborg, constateert dat de verschillen tussen bevolkingsgroepen qua inkomen en cultuur groeien. ‘Ze nemen dan niet meer deel aan het sociale gebeuren. Als er voor een festival in het Julianapark 35 euro toegang wordt gevraagd, dan haken de mensen af.’
Oud-wethouder Hans Spekman is kritisch. Hij ziet Utrecht weer terrein verliezen bij de ondersteuning van kwetsbare groepen in de stad. ‘In het centrum word ik te veel aangesproken door mensen met slechte gebitten die wat geld willen. Ik ben bang voor een nieuwe golf. Zeker het alcoholprobleem is giga. Daarom moet je constant in de gaten houden dat er geen nieuwe crepeergevallen ontstaan. Want hoe langer iemand op straat leeft des te moeilijker is het om die situatie op te lossen.’
Volgende deel: ‘Utrecht mag niet gemakzuchtig worden’