Welvaart Utrecht 88 - Verschillen tussen wijken zijn enorm
Gepubliceerd: maandag 23 oktober 2017 07:00
De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030. Vandaag deel 88.
Louis Engelman - Hadden we het in de vorige aflevering over de scheiding van bevolkingsgroepen in Utrecht. Vorig jaar stelden Nederlandse wetenschappers vast dat de kloof tussen arm en rijk in de grote steden in heel Europa alleen maar groter dreigt te worden. Zij trokken deze conclusie na onderzoek in dertien hoofdsteden.
Amsterdam leek daar nog het beste uit te springen, maar de wetenschappers zeiden te vrezen dat vooral door de verkoop van sociale huurwoningen die betere positie op het spel wordt gezet. Daarbij heeft ook de ‘gentrification’ oftewel de ‘veryupping’ van buurten een negatieve invloed. Die zou de scheiding met de achterblijvende buurten juist versterken.
Het is niet moeilijk om ook in Utrecht dergelijke ontwikkelingen aan te wijzen. Zet de Vogelenbuurt tegenover Overvecht, of Wittevrouwen tegenover Kanaleneiland. De verschillen tussen deze wijken zijn enorm.
In oktober vorig jaar werd over deze problematiek een openbaar debat gehouden in het ZIMICH theater Stefanus onder de prikkelende titel: ‘Wordt Utrecht een Wassenaar aan de Vecht?’ Kernpunt van de discussie vormde het feit dat het centrum van Utrecht voor veel huurders te duur is geworden. Dat wordt in de hand gewerkt door de corporaties die steeds meer sociale huurwoningen binnen de singels verkopen om aan de randen van de stad nieuwe huizen terug te bouwen.
De manager volkshuisvesting van Portaal, Reijnder Jan Spits, zei dat beleid wel te kunnen verantwoorden. ‘Want daardoor kunnen wij twee keer zoveel woningen bouwen buiten de singels.’ Hij stelde dat de prioriteit ligt bij de beschikbaarheid van woonruimte en dat daarna de spreiding pas komt. ‘In de ideale wereld woont iedereen waar hij wil’, aldus Spits, ‘maar als men mij het mes op de keel zet, dan kies ik voor de beschikbaarheid van woonruimte in plaats van een ongedeelde buurt. Bovendien kunnen de mensen nog gewoon in de stad wonen, alleen niet meer binnen de singels.’
Utrecht volgt daarbij een andere lijn dan Amsterdam. In de hoofdstad houdt men strakker vast aan een ongedeelde stad omdat een tweedeling ten koste kan gaan van de samenhang. Volgens Winnie Terra, voorzitter van de Huurdersvereniging Amsterdam, komen verschillende groepen elkaar dan niet meer tegen. Daarom zijn er in Amsterdam afspraken gemaakt over het aantal sociale huurwoningen in de verschillende wijken.
Op een andere manier probeert het Utrechtse stadsbestuur de bewoners met een laag inkomen wel tegemoet te komen. Vanaf september dit jaar mogen drieduizend minima (met een U-pas) in een voor hen te dure sociale huurwoning gemiddeld 60 euro per maand minder betalen. Daarmee moet worden voorkomen dat steeds meer huurders in financiële problemen geraken. Gemeente en corporaties brengen de kosten gezamenlijk op. Na twee jaar wordt bekeken of de maatregel effectief is geweest.
Dat grote groepen van de bevolking nu al geheel langs elkaar heen leven werd vorig jaar ook duidelijk gemaakt in het rapport ‘Lang leve het verschil, weg met de fragmentatie’ van het wetenschappelijk instituut van het CDA. Daarin werd gesteld dat het veelal gelijkgestemden zijn die elkaar tegen komen. Mensen met een geringe scholing herkennen zich bovendien steeds minder in de politiek omdat die wordt gedomineerd door hoogopgeleiden.
Die sociale ongelijkheid is, aldus de onderzoekers, zichtbaar door het feit dat mensen met een betere opleiding langer leven, eenvoudiger hun weg vinden naar het gemeentehuis, een beter netwerk hebben en beter in staat zijn de klappen van een economische crisis op te vangen. De opstellers van het rapport zien dat de tweedeling al vroeg plaats vindt. Zo gaat een deel van de kinderen na de basisschool naar het vmbo, een ander deel naar vwo en gymnasium. Die twee groepen zien elkaar nauwelijks meer.
Het CDA-instituut meent dat er meer aan moet worden gedaan om die twee groepen elkaar weer te laten ontmoeten. Dat kan volgens de onderzoekers in de sport, op het gebied van toneel en muziek, maar net zo goed voor de televisie. Wat dat laatste betreft waarschuwen ze ervoor dat het weghalen van amusementsprogramma’s bij de publieke omroep ook tot een splijting kan leiden. Alleen maar elitaire programma’s zullen bij een deel van de bevolking niet meer in de smaak vallen, waardoor er te weinig overblijft om samen over het gebodene te praten. Er moet méér zijn dan alleen het NOS-journaal om elkaar te treffen, aldus de onderzoekers.
Volgende deel: Studenten in banen voor lager opgeleiden