Welvaart Utrecht 6 - Industrie gaat ter ziele
Gepubliceerd: woensdag 15 maart 2017 07:00
De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030. Vandaag deel 6.
Louis Engelman - De drang om woningen op te knappen in plaats van de slopen kwam vooral van de kant van de jonge generatie. Die zag hoe lang de wachttijden waren voor huurhuizen en voelden er wel voor om een vervallen woninkje te verbeteren. Dat was avontuurlijk maar vooral een stuk minder duur dan de koop van een nieuwbouwhuis.
Maar er waren meer oorzaken. De bevolkingssamenstelling van Utrecht wijzigde drastisch, mede onder invloed van een veranderende arbeidsmarkt. Want tot in het midden van de jaren zestig kon je Utrecht nog een echte industriestad noemen.
Grote fabrieken als Demka, Werkspoor, Jaffa, Neerlandia, Philips Lasstaven, Hamburger, Pannevis, Smulders, UBO-banden en de Soja waren economische factoren van formaat. Zij hadden vele duizenden arbeiders in dienst. En dat is nog maar een greep uit de vele bedrijven. Want daarnaast telde Utrecht tal van bakkerijen, grafische industrieën en kleine garages. Eén van de weinige bedrijven die het hoofd boven water heeft gehouden is de koffiebranderij Douwe Egberts, die zich al in 1919 in Utrecht vestigde.
Veelal werd er gewerkt in ploegendienst. De werkomstandigheden van toen zijn nauwelijks te vergelijken met die van tegenwoordig. Ongelukken kwamen relatief veel voor. Productie ging vaak voor veiligheid. Overigens was het toen nog heel normaal dat de werknemers tussen de middag naar huis fietsten om warm te eten. Pas veel later raakte die gewoonte in onbruik en verschoof de warme maaltijd naar de avond.
In 2015 was het precies honderd jaar geleden dat in de fabriek ‘Demka’ in Zuilen voor het eerst staal werd gegoten. Voor het kleine ‘Museum van Zuilen’ aan de Amsterdamsestraatweg 569 reden om daaraan een tentoonstelling te wijden. De Groningse eigenaar De Muinck Keizer was in 1915 ingegaan op het verzoek van het net geopende Werkspoor om in Utrecht een staalfabriek te openen. Beide ondernemingen hadden een bepalende invloed op de bevolkingssamenstelling van Zuilen.
Maar niet alleen in die wijk was fabrieksarbeid dominant. De gezamenlijke industrie bood na de oorlog nog voor meer dan 40 procent werk aan de Utrechtse beroepsbevolking. Daaronder was Werkspoor met 5000 arbeiders de grootste. De fabriek leverde materiaal voor het herstel van het verwoeste Nederlandse spoorwegennet en bouwde grote bruggen over de rivieren.
Wim van Scharenburg, initiatiefnemer en directeur van het Museum van Zuilen, vertelt dat ‘gemeenschapszin’ het kernwoord is waarmee de bevolking van zijn deel van de stad het beste kan worden getypeerd. Dat blijkt, vindt hij, ook uit de vele leefbaarheidsinitiatieven in de afgelopen jaren.
Die verbondenheid met elkaar is volgens hem deels terug te voeren op de annexatie in 1954, toen de onafhankelijke gemeente Zuilen met 26.000 inwoners door Utrecht werd opgeslokt.
Maar de gevaarlijke werkomstandigheden bij de Demka hebben vast ook een grote rol gespeeld. Van Scharenburg, wiens vader 36 jaar in dienst is geweest bij Demka: ‘De mensen die daar werkten moesten blindelings op elkaar kunnen vertrouwen. Het bewerken van gloeiend heet vloeibaar staal kon dodelijk zijn. Letterlijk. Ik heb in de geschiedenis van Demka tenminste 19 dodelijke ongevallen kunnen terugvinden. Mogelijk zijn er meer geweest.’
Ondanks die ongezonde en vaak gevaarlijke werkomstandigheden voelden de werknemers van het bedrijf zich zeer met Demka verbonden. Er werd heel hard gewerkt, ook al verbasterden de arbeiders zelf de naam vaak schertsend tot ‘Doe eerst maar kalm aan’. De andere benaming in de wijk was: ‘De mens kan alles’. Maar de naamgeving Demka stamt toch gewoon af van de initialen van de oprichter De Muinck Keizer (DMK).
Het ging de fabriek als grote staalfabrikant lange tijd voor de wind. In 1955 werden er nog plannen gesmeed om de walserij radicaal te vernieuwen. Dat vergde een investering van 117 miljoen gulden. Grootaandeelhouder Hoogovens stemde daar toen nog mee in. Maar daarna ging het toch mis. Toen Demka in 1964 door Hoogovens werd overgenomen konden 1100 van de 2000 werknemers vertrekken. Verschillende afdelingen werden gesloten, waaronder de staalgieterij in 1977.
In 1983 volgde de definitieve sluiting van de fabriek. Demka was ten prooi gevallen aan de economische ontwikkeling in Europa op het gebied van de staalproductie. Lagelonenlanden bleken steeds concurrerender op de internationale staalmarkt. Het stadsbestuur protesteerde nog wel en de ondernemingsraad hield een directeur een dag lang in gijzeling, maar de sluiting kon daarmee niet worden voorkomen.
De neergang van Demka stond niet op zichzelf. Overal kwam de industriesector onder druk te staan. Ook Werkspoor was in de problemen geraakt. In 1969 sloot de afdeling staalconstructies. En nadat vervolgens overheidssteun uitbleef, gingen van de hele fabriek de poorten dicht. Het terrein van Werkspoor was toen nog enorm groot. Het strekte zich langs de spoorlijn uit van de Cartesiusweg tot aan het Amsterdam-Rijnkanaal. Vroeger behoorden ook de hallen van KidZCity en de sportschool All Inn tot de onderneming.
Door de afbouw van de Utrechtse metaalindustrie daalde het aantal werknemers in die sector drastisch. In 1960 werden nog 27.000 werknemers geteld, in 1971 was dat teruggelopen tot 18.000. En de achteruitgang ging gestaag voort. Toen al zag je de omschakeling in arbeid naar een ander type werk. De dienstverlening in al z’n vormen begon haar opmars en met de toename van het vervoer wist Utrecht haar centrale ligging goed uit te nutten. Grote expeditiebedrijven stuurden dagelijks honderden vrachtwagens op pad naar binnen- en buitenland.
Volgende deel: Singels dempen voor autowegen