Welvaart Utrecht 59 - Voortrekkersrol op filmgebied
Gepubliceerd: maandag 17 juli 2017 08:00
De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030. Vandaag deel 59.
Louis Engelman - Op het terrein van de podiumkunsten kon de Stadsschouwburg bij de vernieuwingsdrang in Utrecht natuurlijk niet achterblijven. Het theater verbreedde in de jaren zeventig z’n aanbod na de opening van de Blauwe Zaal, waar kleinere producties een kans kregen. Op het toneel van de schouwburg maakte Utrechter Herman van Veen furore als zanger/cabaretier. Hij was zo succesvol dat hij in 1976 uit handen van Wim Kan de Louis Davidsring mocht ontvangen. Vorig jaar gaf hij die door aan stadsgenote Claudia de Breij.
Cabaretière Tineke Schouten begon begin jaren zeventig haar loopbaan in een werfkelder aan de Oudegracht. Daarna realiseerde zij vanaf 1973 met haar man drukbezochte shows in het Mirlitontheater en later in het Jacobitheater. Acteur Rijk de Gooier werd in die tijd een landelijke beroemdheid. Hennie Oliemuller en Herman Berkien bleven vooral bekende lokale cabaretiers.
Inmiddels heeft de Stadsschouwburg opnieuw een ingrijpende renovatie ondergaan. Na eerst de Blauwe Zaal te hebben vernieuwd werd vanaf 2014 de Douwe Egbertszaal aangepakt. Deze kreeg de beschikking over een heftribune, waardoor – wanneer dat nodig is – de zaalstoelen direct aansluiten op de balkonrand. De capaciteit ging wel terug naar 847 stoelen.
Op filmgebied kreeg Utrecht er in de jaren zeventig een aantal kleine zalen bij, zoals in het culturele centrum ’t Hoogt (1973). De belangrijkste bijdragen werden echter geleverd door de Utrechtse filmregisseur Jos Stelling. Hij ontwikkelde de bioscoop Springhaver (1978) en maakte later (in 2004) het Louis Hartloopercomplex aan het Ledig Erf tot zijn grootste succes.
Midden jaren zestig vervulde Huub Bals een voortrekkersrol op filmgebied. Hij organiseerde in 1966, 1968 en 1970 de Cinemanifestatie in de kelder van de Cinecave onder de bioscopen Camera en Studio aan de Oudegracht. Daar werden de films gedraaid die de grote bioscopen niet haalden. Bals haalde beroemde regisseurs naar Utrecht als Pier Pasolini en Agnes Varda, met wie het publiek uitvoerig discussieerde over de inhoud van hun films. In 1972 verhuisde de Cinemanifestatie naar Rotterdam, waar het onder de naam IFFR tot een internationaal filmfestival uitgroeide. Jos Stelling compenseerde dat verlies in 1981 met de organisatie van de eerste Nederlandse Filmdagen in Utrecht.
Aan filmzalen zal straks in Utrecht geen gebrek meer zijn. In Leidsche Rijn werd in 2015 het CineMec-complex ‘De Sterrenkijker’ met zeven zalen in gebruik genomen en eind vorig jaar ging de megabioscoop van Kinepolis met 14 zalen op het Jaarbeursterrein open.
Van een cultureel nogal saaie stad ontwikkelde Utrecht zich in de zeventiger en tachtiger jaren dus tot een levendig cultureel platform met tal van kunstzinnige activiteiten. De bekendste daarvan waren het Festival aan de Werf (1986), de BluesEstafette (1979), de Nederlandse Filmdagen (1981) en het Festival Oude Muziek (1982).
Daarnaast veranderde het Museumkwartier in een aantrekkelijk stadsdeel voor openluchttoerisme. Het behield zijn middeleeuwse intimiteit en vormt ook nu een interessant wandelgebied waarin de rijke historie van Utrecht letterlijk tastbaar is geworden. Het Museum Catharijneconvent en het Centraal Museum sluiten daar goed bij aan. Het nogal oubollige Centraal Museum kreeg na een verbouwing van drie jaar een veel modernere inrichting en had een schot in de roos met het Nijntje Museum, dat een eerbetoon is aan één van Utrechts internationaal bekendste kunstenaars: de begin dit jaar overleden Dick Bruna.
Ook het Spoorwegmuseum en het Museum van Speelklok tot Pierement groeiden uit tot grote publiekstrekkers. Qua bezoekersaantallen iets minder prominent, maar buiten onze landsgrenzen absoluut beroemd, is het Gerit Rietveldhuis. Als vertegenwoordiger van de honderd jaar geleden ontstane kunststroming ‘De Stijl’ wordt aan Rietveld dit jaar extra veel aandacht gegeven.
Samen trokken de Utrechtse musea in 2016 niet minder dan 1 miljoen bezoekers.
Volgende deel: ‘Utrecht cultureel in schaduw Amsterdam’