Welvaart Utrecht 57 - ‘In het verleden is veel kapot gemaakt’
Gepubliceerd: woensdag 12 juli 2017 08:00
De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030. Vandaag deel 57.
Louis Engelman - Je kunt je de vraag stellen of cultuur een vliegwielfunctie heeft gehad voor de welvaart in Utrecht. Jaap Röell, voormalig voorzitter van Kunstliefde (2006-2012), de vereniging van beeldende kunstenaars en liefhebbers van kunst, denkt van niet. Utrecht heeft volgens hem tegenwoordig wel veel te bieden. Dit jaar alleen al 600 evenementen en festivals. Maar aan de grote aantallen bezoekers van musea en culturele activiteiten zoals in Amsterdam komt de stad nog lang niet toe.
Röell, eigenaar van KUUB (Ruimte voor Kunst en Cultuur in Utrecht), meent dat we Utrecht in dat opzicht beter kunnen vergelijken met middeleeuwse universiteitssteden als Heidelberg. ‘Ze staan internationaal hoog aangeschreven vanwege hun culturele karakter en hun intellectuele niveau. Het zijn mooie oude steden van kennis en cultuur. Op een kleine schaal, maar wel heel rijk. In feite komt het er op neer dat je kunt zeggen: het is hier fantastisch leven.’
Dat Utrecht er in de afgelopen vijftig jaar cultureel op vooruit is gegaan, is volgens Röell onmiskenbaar. ‘Het is een echte kunststad geworden. Onvergelijkbaar met dertig jaar geleden. Neem de musea. Het Museum Catharijneconvent is een feest. Het Centraal Museum doet ontzettend z’n best. Het Universiteitsmuseum wordt alleen maar beter en het Museum Speelklok is volstrekt uniek. Daarnaast houden de volksbuurtmusea de herinneringen aan het verleden van Utrecht levendig.’ Per ongeluk vergeet hij in die opsomming nog het Spoorwegmuseum te noemen, dat vorig jaar een record van 424.000 bezoekers behaalde.
Deels is de culturele verrijking, aldus Röell, te danken aan de stadsvernieuwing. ‘Die heeft tot mooie ontwikkelingen geleid. Neem bijvoorbeeld de gevelstenen, die allemaal omschreven zijn. En de lantaarnconsoles van Pyke Koch. Als ik met gasten door de stad loop en ze wijs op al die beelden, gevels, deuren, en ze erover vertel, dan vinden ze dat prachtig. Hoe anders was dat vroeger, toen de stad was verloederd. De Zeven Steegjes? Een gribus. En nu? Uniek zoveel er is verbeterd. Kijk naar het ‘Museumkwartier’, zo’n naamsverandering alleen al, het is maar één woord, maar het werkt.’
Helaas is er in het verleden, zegt hij, veel kapot gemaakt. Met name door de bouw van Hoog Catharijne. ‘De demping van de singel, het afbreken van de oude Stationsbuurt, het verdwijnen van het karakteristieke gebouw van ‘De Utrecht’, allemaal heel ellendig. En dat alles onder PvdA-wethouders. Ik neem ze dat nog kwalijk.’
Maar die ingrepen hebben volgens hem ook tot andere inzichten en ontwikkelingen geleid. ‘De mensen zijn door die vernielingen alerter geworden. In de zin van: zo moet het niet meer. Het was onnadenkendheid om ‘die oude zooi’ weg te doen. Nu weten we dat renovatie vele malen beter is dan sloop. De waardering voor het oude, het karakteristieke van de stad is gelukkig weer teruggekomen.’
Voor Röell is de grootste waarde van Utrecht de kleinschaligheid. ‘De verstilling, die is essentieel. De Nieuwegracht op zondag. Die melancholische sfeer hoort bij deze stad, die mag niet verloren gaan. Ook dat is een vorm van rijkdom.’
Utrecht wil het liefst een toerist die om zich heen kijkt, meent hij. ‘Geen grote groepen die achter een vlaggetje aanlopen. En wil je van het ene deel naar het andere, dan hoef je alleen maar die prachtige grachten te volgen. Alles in de binnenstad is beloopbaar, je hebt zelfs geen fiets nodig. In die zin is Utrecht veel minder jachtig dan Amsterdam. Geen toeterende taxi’s, alles zit onder één stolp. Niet de kwantiteit is voor Utrecht belangrijk, maar de kwaliteit.’
Volgende deel: Jongeren beginnen zich te roeren