Welvaart Utrecht 29 - Invloed krakers ‘bescheiden’
Gepubliceerd: maandag 8 mei 2017 07:00
De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030. Vandaag deel 29.
Louis Engelman - Honderden jonge Utrechters, veelal studenten, waren in de jaren zeventig en tachtig actief in de Utrechtse kraakbeweging. Deels uit maatschappelijke verontwaardiging over het woningbeleid van de gemeente, deels uit persoonlijk gewin (makkelijk en goedkoop aan woonruimte komen) namen zij leegstaande panden in gebruik die dreigden te verkrotten.
Over de betekenis van de kraakbeweging voor de Utrechtse woningvoorraad wordt verschillend gedacht. Krakers van toen vinden vaak dat ze vanuit hun idealisme een grote bijdrage hebben geleverd aan het behoud monumentale panden en van het straatbeeld in de wijken.
Zeker is dat zij met succes de aandacht hebben gevestigd op de deplorabele staat waarin sommige grote panden verkeerden. Door hun activiteit hebben die daarna vaak een nieuwe (woon)bestemming gekregen.
Ik noem een paar voorbeelden: het ACU aan de Voorstraat, het kapitale woonhuis (Van Tuyll) aan de Krommenieuwegracht. Moira aan de Plompetorengracht, het Arbeidsbureau aan de Breedstraat, De Olifant en de Martinusschool aan de Oudegracht. Het is maar een greep uit een lange lijst.
Toch noemt Pieter Akkermans, voormalig lid van de krakersbeweging en tegenwoordig adviseur in zelfbouwwoonprojecten, de invloed van de krakers op het proces van de stadsvernieuwing ‘bescheiden’. ‘Ze hebben lang niet zo’n grote rol gespeeld als de projecten voor particuliere woningverbetering’, zegt hij. ‘Maar vaak gaven ze wel een zetje in de goede richting bij de ontwikkeling van een wijk.’
De meeste krakers waren volgens hem ook nauwelijks tot niet politiek bewust. ‘Er werd vooral gereageerd op het dichtplanken van huizen. Over het volkshuisvestingsbeleid bogen we ons niet echt.’
Akkermans kwam, na enige tijd uit Utrecht te zijn weg geweest, in 1981 terug in zijn geboortestad. Hij schrok ervan dat de wijk Hoograven, waarin hij als kind was opgegroeid, opeens een achterstandswijk was geworden, waarin twee gemeenschappen – autochtoon en allochtoon – naast elkaar leefden.
Hij vond dat hij in actie moest komen en deed daarom als student biologie in 1982 mee aan de kraak van het Labrehuis aan de Plompetorengracht. Later was hij lid van de groep die een school aan de Van Meursstraat kraakte en daar wooneenheden in realiseerde. Hij woonde er tot 1996.
Pieter schat dat er op het ‘hoogtepunt van het kraken in Utrecht’ circa 1000 panden in bezit waren genomen. Zelf kraakte hij met anderen in de wijk Lombok in twee jaar tijd zo’n honderd woningen. ‘Wekelijks werd er wel een huis in bezit genomen’, vertelt hij, ‘en tot grote politieacties heeft dat bij ons nooit geleid.’ Met plezier constateert hij dat Lombok zich ‘van diep gedaald naar hoog gestegen’ heeft ontwikkeld. ‘Ik zie nu een heel vitale wijk.’
Akkermans beschouwt Lombok als een voorbeeld van het meanderende beleid van het stadsbestuur. ‘Er was heel veel leegstand ontstaan. De gemeente had er in de jaren tachtig veel huizen aangekocht om stadsvernieuwing te plegen. Tegen een spotprijs van 10.000 gulden voor een benedenwoning en 16.000 gulden voor een heel huis. Maar daarna werd er niks mee gedaan. Die huizen bleven leegstaan. Daardoor ging de buurt er eerder op achteruit dan vooruit. Dus werden ze gekraakt.’
Volgens Akkermans zorgde het kraken ervoor dat de buurt niet verder afgleed. ‘Want de problemen waren groot. Er was sprake van overbevolking door grote allochtone gezinnen. Zij waren noodkopers geweest, want voor een huurhuis kwamen ze niet in aanmerking omdat ze nog niet lang genoeg waren ingeschreven.’
Die huizen waren vaak heel slecht, vertelt hij. ‘Geen isolatie, geen goede verwarming. Met name in de zijstraten in het eerste deel van de Kanaalstraat. Duidelijke renovatieplannen bestonden er toen nog niet. Lombok had voor de gemeente geen hoge prioriteit. Dat kwam ook omdat de mensen hun mond niet opentrokken zoals in Sterrenwijk, Wijk C of het Verdomhoekje. Pas bij de dreigende sloop van de 1e en 2e Hagelstraat naast de Leidseveertunnel ontstond er echt verzet.’
Via de Wijkwinkel West, waar Akkermans het kraakspreekuur verzorgde, was er veel contact met andere actieve bewoners van de wijk, zoals het comité dat het Festival Lombok Anders organiseerde.
Akkermans is ervan overtuigd dat de kraakbeweging daarmee in bescheiden mate heeft bijgedragen aan een beter imago voor de wijk. ‘De huizenprijzen waren er nog relatief laag en de Kanaalstraat kwam bekend te staan als een levendige plek. Dat gaf het gevoel dat je midden in de wereld kwam te staan als je daar ging wonen.’
Op die manier heeft de kraakbeweging, concludeert hij, toch wel positief bijgedragen aan het woonklimaat in de stad. Niet alleen in Lombok, maar ook in andere wijken.
Volgende deel: Eerste tekenen maatschappelijke kloof