Welvaart Utrecht 16 - Van industrie naar dienstensector
Gepubliceerd: vrijdag 7 april 2017 07:00
De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030. Vandaag deel 16.
Louis Engelman - Voor de werkgelegenheid was de binnenstad van Utrecht rond 1970 van groot belang. Op een gebied van minder dan 3 procent van het gemeentelijke territorium klonterde 25% van de bedrijfsbevolking samen. Daarbij was de dienstverlening met 80% van de arbeidskrachten (winkels, overheid, vrije beroepen) de grootste sector.
Niet voor niks stelt de nota Kernbeeld uit die tijd dat winkels en horeca de ruggengraat vormden van de city. ‘De meeste bezoekers komen er om te winkelen, vaak gecombineerd met een bezoek aan horecabedrijven.’
Daarbij bepaalden de winkels aan de Oudegracht, Choorstraat, Steenweg en Bakkerstraat de voetgangersstromen. Waarvoor echter maar een beperkt trottoircapaciteit aanwezig was. Verbreding van deze straten was niet wenselijk, dus begon men te denken aan het instellen van voetgangersgebieden.
Met in het achterhoofd de wetenschap dat HC op het punt stond te worden geopend, was het opmerkelijk dat de nota Kernbeeld pleitte voor een hoogwaardige winkelontwikkeling aan de Neude. Deze zou daar in de plaats moeten komen voor ‘de daar aanwezige voor de cityfunctie niet interessante bebouwing’. Bovendien zou de invoering van één koopavond aan het stadscentrum ‘een belangrijk stuk gezelligheid toevoegen’.
De werkgelegenheid in Utrecht was inmiddels behoorlijk onder druk komen te staan. De neergang van de Utrechtse metaalindustrie had het stadsbestuur al eerder gedwongen naar nieuwe wegen te zoeken. In 1961 was reeds in de nota ‘Aspecten van de toekomstige ontwikkeling van Utrecht’ aangegeven dat de stad zich beter kon richten op de dienstensector.
Probleem was echter dat de stad met een fysiek probleem kampte. Binnen haar grenzen bestond er nog maar heel weinig ruimte om bedrijven een plekje te geven. De uitgifte van deze bedrijfsterreinen, zoals op de Lage Weide, was aan haar eind gekomen. Met als gevolg dat de daarbij behorende inkomsten ook wegvielen. Utrecht kwam financieel behoorlijk klem te zitten. Bovendien was de werkeloosheid toegenomen, waardoor het aantal sociale uitkeringen groeide.
Toen ook nog eens de trek naar gemeenten in de omgeving op gang kwam, omdat daar wel aantrekkelijke huizen werden gebouwd en de gemeente steeds minder inwoners overhield, steeg het tekort op de gemeentebegroting.
Toch ging het met de stad niet bergafwaarts. Want langzamerhand zag je een verschuiving in het type werk optreden. De industrie maakte plaats voor de dienstensector. De centrale ligging van Utrecht in Nederland speelde daarbij een belangrijke rol.
In 1985 waren er circa 55.000 mensen werkzaam in de tertiaire sector (handel, horeca, verkeer en vervoer) en meer dan 47.000 in de quartaire sector (onderwijs, onderzoek en overheid). Op het bedrijventerrein Rijnsweerd werd de groei van de dienstensector het meest zichtbaar met onder meer de bouw van grote onderkomens voor de Amev en het Provinciebestuur. Ook op De Uithof werd de groei manifest.
Volgende deel: Jaarbeurs verlaat Vredenburg