Vier struikelstenen in Utrecht met ‘besmette namen’

Gepubliceerd: donderdag 27 maart 2025 15:45
Door Jim Terlingen - In Utrecht liggen op dit moment vier struikelstenen met ‘besmette namen’. Het gaat om namen met een toevoeging die door de nazi’s is bedacht. Volgens een Duitse wet uit 1938 werden joodse vrouwen zonder een joodse voornaam verplicht 'Sara' als tweede naam aan te nemen, voor mannen was het 'Israel'.
Op Nederlandse herdenkingsmonumenten worden bij Duits-joodse vluchtelingen de door de nazi’s verplichte tweede namen altijd weggehaald. Ook op het joods Monument in Utrecht staan ze - terecht - niet.
Twee van de zes struikelsteentjes die afgelopen zondag op de Mauritsstraat werden geplaatst, die voor Joseph Iwiansky en Helene Iwiansky-Bickart, zijn echter wél met hun door de nazi’s toegevoegde tweede naam geplaatst. Eerder gebeurde dat ook bij de steentjes voor Helene Rülf-Meyer (gelegd in november 2022 in de Mauritsstraat) en Johanna Nathan-Lewy (mei 2020, Mendelssohnstraat). Deze vier mensen kwamen na 1938 als Duits-joods vluchteling naar Utrecht.
Historisch onderzoeker Doete Regts, die de ongepaste tweede namen op de struikelsteentjes ontdekte, is onmiddellijk in contact getreden met de organisatie die de struikelstenen in Utrecht coördineert. Die neemt deze kwestie serieus, blijkt uit een eerste reactie.
In onderstaand artikel legt Regts uit hoe ze de fouten ontdekte. Ze hoopt met het artikel ervoor te zorgen dat toekomstige missers worden voorkomen. En niet alleen in Utrecht.
Over de namen Sara en Israël bij Duitse joden en waarom we goed naar deze namen moeten kijken voordat we ze op struikelstenen of monumenten plaatsen.
Door Doete Regts
Bij mijn onderzoek naar een gevlucht joods gezin uit Duitsland viel mij op dat zowel vader Alfred Jülich als zoon Heinz als tweede naam Israël hadden. Althans, zo stonden ze ingeschreven in de gemeente Veldhuizen (later gemeente Vleuten-De Meern en tegenwoordig Utrecht). Bij de moeder Alwine Jülich-Schubach staat als tweede naam Sara.
Zie deze lijst:
Later ontdekte ik de foto van een grafsteen van Bernhard, de vader van Alfred Jülich. Hij overleed in 1928. Na de Tweede Wereldoorlog werden de namen van de oorlogsslachtoffers uit de familie toegevoegd: de moeder van Alfred, de vrouw van Alfred en zijn zoon. Bij die laatste twee, Alwine en Heinz, gebeurt dat zonder de tweede voornamen.
Alfred zelf werd in november 1942, op weg naar Auschwitz, in Cosel van de trein gehaald. Hij moest werken in de kampen Annaberg, Sakrou, Blechhammer (subkamp van Auschwitz), Gross-Rosen, Buchenwald en hij werd uiteindelijk in eind april 1945 bevrijd door het Franse leger in een subkamp van Natzweiler.
Alfred overleed in augustus 1975 op 70-jarige leeftijd. Op zijn grafsteen staat niet de tweede voornaam Israël.
Ik vroeg mij af hoe dat zat met die tweede voornamen. Hoorden die niet bij de officiële namen?
Op Wikipedia, bij ‘Geschiedenis van de joden in Duitsland’ las ik: “Vanaf 17 augustus 1938 moesten alle joden de naam Israël (mannelijk) of Sarah (vrouwelijk) aan hun naam toevoegen.”
Op de site van het Duitsland-Instituut staat het nog indringender: “Op 19 september 1941 werd bij wet vastgelegd dat alle joden van boven de 6 jaar in het Duitse Rijk een gele Davidster moesten dragen. De jodenster kwam symbool te staan voor de uitsluiting, vervolging en massamoord op de joden. Drie jaar eerder was al een onbekendere, maar net zo stigmatiserende wet ingevoerd. joden moesten voortaan een 'joodse' voornaam dragen. Dat wil zeggen: een naam die voldeed aan de nazistische stereotypering. Vrouwen zonder joodse voornaam werden verplicht Sara als tweede naam aan te nemen, voor mannen was het Israel.”
Het toevoegen dan de tweede voornamen was dus een nazistische stereotypering en kwam voort uit een stigmatiserende wet.
Als je struikelstenen wilt maken voor deze slachtoffers, dan wil je natuurlijk ver weg blijven van deze stereotypering.
Op de provinciale opgave hierboven staat ook het gezin Oppenheimer, ook gevlucht uit Duitsland. Waarom hebben zij die tweede namen niet? Daar is een eenvoudig antwoord op. De familie Oppenheimer was al in 1933 gevlucht (nadat al hun ruiten ingegooid waren door nazi’s). Zij hadden simpelweg niet met deze wet te maken.
Op de website Joods Monument zag ik dat zij vaak de toevoegingen Sara en Israël weglaten. Ik trad hierover telefonisch in contact. Zij hanteren een strakke regel. Soms hebben joden deze namen bij geboorte gekregen van hun ouders, dan hoort deze naam bij hen. Als dit niet het geval is, weglaten.
Afgelopen zondag zag ik deze beladen tweede voornamen op struikelstenen terug bij Joseph Iwiansky en Helene Iwiansky-Bickart. Ze zijn natuurlijk in een poging van zorgvuldigheid toegevoegd. Daar geen twijfel over.
Op de archiefkaarten van hen in het Amsterdam Stadsarchief staan ze doorgestreept. Daar weten ze: deze tweede voornamen horen er niet bij.
--
PS. Tot zover het stuk van Doete Regts.
Vandaag, donderdag 27 maart, werden er weer twee struikelsteentjes geplaatst in Utrecht. Op de stoep voor Springweg 63 werd een steen geplaatst voor Wiebe van Roeden. En een paar straten verder, voor de Vrouwjuttenstraat 2 bis, werd er eentje geplaatst voor Hartog Sterner. Van Roeden en Sterner werden in juni 1941 als politieke gevangenen in Utrecht opgepakt en kwamen een jaar later om in de eerste gaskamer van nazi-Duitsland.
(JT)