Verdwenen beeld - Deze muurschildering had moeten blijven
Gepubliceerd: vrijdag 24 juli 2015 08:55
Het beeld van de stad verandert iedere dag, beelden die je niet meer ziet haalt Willem Geijssen terug en bespreekt ze.
Deze muurschildering op de Aalscholverhof hing daar van september 2007 tot juli 2014, bedoeld als herinnering aan de kap van 465 bomen in het bos Amelisweerd op 24 september 1982, ten behoeve van de aanleg van de snelweg A 27, dwars door het landgoed.
‘Drop hearts not bombs’, staat er met grote letters en de Utrechtse kabouter is afgebeeld als para-trooper en laat harten vallen. Rechts bovenaan zien we de letters HCD, met het jaartal 2007, refererend aan de maker, die een politiek signaal af wilde geven. Een voorganger van deze tekening met ongeveer dezelfde boodschap hing van 1982 tot 2007 op dezelfde plaats, gemaakt door ene Rob Jansen. Muurschilderkunst als politiek statement!
Maar ook op het gebied van muurschilderingen slaat de ontzuiling toe en neemt het engagement af. Momenteel prijkt er op deze plaats alweer een jaar een tekening van een gans, jawel, vanwege de aangrenzende Gansstraat. Net zoals er op de hoek van de Otterstraat een tekening met een otter is afgebeeld. Originaliteit kent geen tijd!
Mijn persoonlijke associatie met de schildering op de Aalscholverhof voert me direct terug naar vrijdag 24 september 1982. Verantwoordelijk minister van Verkeer en Waterstaat Henk Zeevalking van D’66 noemde de te kappen bomen in het Landgoed Amelisweerd ‘een rij struiken’ hetgeen de actievoerders die het bos hadden bezet en die zich in de bomen hadden genesteld weinig reden tot optimisme bood. Om elf uur ‘s ochtends hoorden we via de radio dat het bos al was ontruimd, dus daar hoefde je als sympathisant niet naar toe.
Helicopters vlogen boven de plekken waar iets te doen was, dus daar moest je zijn. Voor het stadhuis had zich een menigte verzameld om te protesteren tegen de kap en er zou ter versterking van het protest een boompje geplant worden. De ME was ruim vertegenwoordigd om eventueel in te grijpen, maar voorlopig zaten de mannen nog zonder helm op de bumper van hun bus ontspannen toe te kijken hoe het een en ander verliep.
Van een grimmige sfeer was dus geen sprake, tot het moment dat ik stevig in mijn knieholtes werd geraakt. Het bleek een piepklein rood koekblikkerig autootje, met daarin een ietwat wazig uit zijn ogen kijkende invalide, die zich blijkbaar door de menigte heen wilde wurmen. Ik keerde mij snel om en sloeg met mijn vlakke hand op de voorkant van het autootje om de man te beduiden dat hij daarmee op moest houden. De bestuurder trok zich daar echter niets van aan en drukte, als een zombie strak voor zich uit kijkend, zijn vervoermiddel gewoon door in de samengekoekte mensenmassa.
Ik riep iets van ‘Kun je niet toeteren!’ en gaf nog een tik op de auto, waarop plotseling een oudere vrouw mij in de rug sprong en mij vanuit die positie op mijn gezicht begon te slaan. ‘Blijf van de auto van mijn invalide broer af!’, riep ze,‘werkschuw tuig! Hij heeft maar één hand!’ De man in het autootje stak een hand omhoog, om dat te bewijzen. ‘Daar kan hij toch ook mee toeteren!’, riep ik weer, maar in plaats van te antwoorden vloog de vrouw mij opnieuw aan, nu beide vuisten gebruikend.
Gelukkig kwam er toen een ME’er uit een busje, die ons uit elkaar haalde. De vrouw verwijderde zich daarna scheldend en tierend en ik wreef mijn gekwetste neus en steeds dikker wordende lip, verbaasd, verontwaardigd. Wat er met het rode autootje is gebeurd weet ik niet meer. Wel dat ik langzaam weer een beetje tot mezelf kwam en toen pas het snel rondzingende nieuws kon vernemen: alle 465 bomen waren op last van de minister reeds gekapt!
Uit dit verhaal begrijpt u wel dat wat mij betreft die muurschildering nooit had mogen verdwijnen!