Utrechtse toe(n)standen - Spanningen tussen Turkse en Nederlandse kinderen
Gepubliceerd: donderdag 10 september 2015 07:00
Jos Bours (1946) richtte in 1977 met een groep toneelmakers het Stut Theater op, dat samen met bewoners uit Utrechtse wijken toneel maakte over wat er in de buurten leeft. In 'Utrechtse toe(n)standen' kijkt hij terug op die jaren en de ‘gewone mensen’ die hij tegenkwam. Soms verbaast hij zich over het verschil tussen toen en nu. Dan weer vraagt hij zich af of er eigenlijk wel iets is veranderd.
“SPANNINGEN TUSSEN TURKSE EN NEDERLANDSE KINDEREN OP DE CASIMIRSCHOOL”. Het zou zomaar een kop uit de krant van vandaag kunnen zijn, maar dit verhaal speelt in het najaar van 1974. De stationsbuurt van Utrecht wordt gesloopt. Hoog Catharijne wordt - ondanks fel verzet - geopend.
Aan de Weerdsingel staat een oud schoolgebouw, de Casimirschool. Het is één van de drie basisscholen in de wijk Pijlsweerd. Van elke vier leerlingen is er één buitenlander, zeg maar Turks. Sommige van die kinderen spreken geen woord Nederlands. Er zijn spanningen tussen Turkse en Nederlandse kinderen. Het onderwijsteam van de Casimirschool onder leiding van meester Groen besluit een week in november te besteden aan deze spanningen.
Die week begint elke ochtend met een theaterfeuilleton, een vervolg-toneelstukje dat aan het begin van de dag wordt opgevoerd voor alle kinderen. Het is gemaakt door studenten van de Academie voor Expressie. De rest van de dag wordt er doorgegaan op de thema’s die op het toneel aan de orde zijn gesteld.
Lish is een kind uit Nederland, Lishland. Lash komt uit Turkije, Lashije.
De meester: Lish, Lash mag zeker wel naast je zitten hè?
Stilte
De meester: Lish. Pak even een stoel voor Lash.
Lish? Luister je?
Lish pakt een stoel en zet die met een harde klap naast de zijne
De meester: Zeg.. Doe jij eens leuk tegen je nieuwe vriendje!
Lish: Hij is helemaal geen vriendje van mij.
De meester: Maar hij wórdt wel een vriendje van jou. Nietwaar Lash?
Lash begrijpt het niet en schudt nee. De zaal lacht.
Vanaf de eerste dag volgen de kinderen de gebeurtenissen in het kleine toneelzaaltje van de school ademloos. Ook de Turkse kinderen, die vast niet alles verstaan, maar wél veel begrijpen. Ouders zijn er bijna niet, die eerste dag. De buurt is nauwelijks op de hoogte gesteld van dit onderwijsexperiment.
Als aan het begin van de tweede dag de verteller aan de zaal vol kinderen vraagt of ze nog weten wat er gisteren in het stuk is gebeurd, staat een Turks jongetje op midden in de volle zaal. In een merkwaardig taalmengelmoes doet hij opgewonden verslag van de toneelgebeurtenissen van gisteren. Tot verbazing van zijn leerkracht en klasgenootjes die hem kennen als iemand die in de klas nooit zijn mond opendoet.
Een rij mannen staat te wachten. Er komt een arts en iemand met een groot boek.
Arts: Komt u maar!
Vader Lash: Ik zou graag naar Lishland willen, dokter.
Arts: Mond open!
Vader Lash: Wat voor werk kan ik daar doen?
Arts: Mond open! Zeg Aaaa. Diep zuchten!
Vader Lash: Hoeveel geld kan ik verdienen in Lishland, dokter?
Arts: Mond dicht! Jij vraagt te veel, grote Lash. Wie naar Lishland gaat, moet niet zoveel vragen. Wie naar Lishland gaat moet zijn mond houden!
De kinderen leven mee in de zaal, ze lachen om grappen, zeker als het Nederlandse kind per ongeluk in de keuringsmachinerie terecht komt. Intussen verdringen steeds meer moeders elkaar elke ochtend bij de deur om met eigen ogen te kijken naar dat gekke toneel waarover de kinderen thuis zo enthousiast vertellen.
In de loop van de week loopt het schoolverzuim terug tot praktisch nul. De onderwijzers kijken elkaar aan: dat is nog nooit gebeurd. De hele school gonst van nieuwe energie. Er wordt snel een ouderavond georganiseerd waarop het hele stuk nog eens wordt opgevoerd.
De Nederlandse ouders legge in een deuk omdat ze zichzelf en hun kinderen herkennen, de Turkse slaan zich op de knieën van pret - al zullen ze er – nog meer dan hun kinderen - waarschijnlijk weinig van hebben verstaan. Niets verbroedert meer dan lachen-om-jezelf waar anderen bij zijn.