Utrechtse toe(n)standen is de rubriek van Jos Bours over de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw.    

Een paar weken geleden was ik in het Zuilens Museum op de Amsterdamsestraatweg. Daar organiseerde Wim van Scharenburg in het kader van de tentoonstelling over de DEMKA een reünie. Tussen de foto’s, boeken, films en andere betekenisvolle voorwerpen waaraan herinneringen kleefden, praatte ik met een aantal mannen die op het voormalige trotse staalbedrijf op Zuilen hadden gewerkt.

Wat zoeken die mannen toch, wat trekt hen naar zo’n bijeenkomst? Is het de behoefte om oude herinneringen te delen, te lachen om wat ze soms allemaal flikten? Gretig op zoek te gaan naar oude bekenden op foto’s (“Kijk, dat is Manus met de paardenlippen, die hebben ze nog aan Elinkwijk verkocht om daar het gras kort te houden.”)? Is het om oude vriendschappen te hernieuwen (“Jij werkte toch ook in de vormerij?”)

Ongetwijfeld, maar het is méér dan dat. Het is ook trots, vaktrots die hun uit handen is geslagen en die ze met elkaar in dat knusse huiskamermuseum weer willen voelen, delen en bevestigen.

In het museum staan op een schap een stuk of twintig portretten van jongens die in de vijftiger jaren op de bedrijfsschool zaten. Er lagen ook rapporten uit die tijd met een zacht-kartonnen omslag. Een paar mannen bekeken zo’n handgeschreven rapport en bespraken de herinneringen die dat opriep.

Jongens van de bedrijfsschool begin jaren zestig. Foto: Archief Nieuws030

“Die meneer Koek van de bedrijfsschool was wel streng.”

“O ja, vond je dat? Nou, ik zal je vertellen: je leerde daar wél wat. In de praktijk, hè! Dat kon je dan meteen toepassen. En vergis je niet: het was vakwerk van een hoog niveau wat ze ons daar leerden! Ik voorspel je: die ambachts- en bedrijfsscholen van vroeger, ze komen terug! Dat kan niet anders. Mensen die hoogwaardig vakwerk afleveren, een maatschappij kan niet zonder. Dat hebben ze destijds zomaar eventjes weggegooid. En nou zitten ze met de gebakken peren. Eeuwig zonde dat het allemaal verdwenen is.”

Aan de buitenkant lijkt zo’n uitspraak misschien alleen maar heimwee of nostalgie, maar in feite is het maatschappijkritiek. Werkgevers klagen massaal over het gebrek aan jonge vaklui, of het nou de bouw betreft of de industrie. Er is grote behoefte aan en de vrije markt lost dit probleem blijkbaar niet op, sterker nog: ze is er waarschijnlijk de oorzaak van.

Ik moest bij die gelegenheid terugdenken aan een avond in maart 1983 toen ik -al met de jas aan- op het punt stond het huis uit te gaan en nog even naar het NOS-journaal keek. De nieuwslezeres kondigde aan dat het staalbedrijf DEMKA in Utrecht dichtgaat omdat er volgens  de directie van deze dochteronderneming van Hoogovens voor DEMKA geen toekomst meer is. Ik zag een stotterende zwetende directeur de onheilsboodschap brengen aan de arbeiders. Opeens werd hij onderbroken door een woedende man: Het is ons vreten en niet het uwe. Jij zit wel goed bij de Hoogovens. Vanmorgen heb je voor een paar duzend gulden op zitten vreten bij Holiday Inn! Ben je belazerd? Potverdomme, ons uit zitten buiten en nou zal ze verdwijnen daarom.”

Woedende arbeiders bij de aankondiging van de sluiting in het Julianarestaurant, 1983.

Het leek wel een scène uit een film en in alle wijken hadden ze het erover de dagen erna. Het laatste stukje van wat eens Utrechts trots was, de metaalfabrieken Werkspoor en DEMKA, zou gaan verdwijnen! Maar de 270 mannen en vrouwen  namen het niet. Niet alleen tijdens de aankondiging van de sluiting, maar ook in de maanden erna.

Met de moed der wanhoop, met acties en het zoeken van publiciteit sluiting probeerden ze de sluiting terug te draaien. Ze voelden zich beledigd dat hun vakmanschap  (“DEMKA maakt toch een kwaliteitsproduct?”) niet meer waard bleek dan wisselgeld voor Hoogovens in een internationaal schaakspel tussen multinationals.

Die avond besloot ik die mensen op te zoeken om hun verhalen en emoties vast te leggen. Daarover volgende week meer.

De Demkatentoonstelling in het Museum van Zuilen is nog steeds te bezichtigen. Amsterdamsestraatweg 569 te Utrecht Zuilen. Geopend van woensdag tot en met zaterdag van 10 tot 17 uur. 

Jos Bours (1946) richtte in 1977 met een groep toneelmakers het Stut Theater op, dat samen met bewoners uit Utrechtse wijken toneel maakte over wat er in de buurten leeft. In 'Utrechtse toe(n)standen' kijkt hij terug op die jaren en de ‘gewone mensen’ die hij tegenkwam. Soms verbaast hij zich over het verschil tussen toen en nu. Dan weer vraagt hij zich af of er eigenlijk wel iets is veranderd.