Utrechtse toe(n)standen - “De Nederlanders waren toen leuker dan nu!”
Gepubliceerd: donderdag 17 maart 2016 07:00
Utrechtse toe(n)standen is de rubriek van Jos Bours over de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw.
Het klinkt misschien heel vreemd in deze tijd, maar in het begin waren er helemaal niet zoveel problemen tussen “buitenlanders” en “Hollanders”. Lees de ervaringen van een aantal mannen uit Lombok die ik over dat thema interviewde.
Talât: Ik hoor soms verhalen van mijn vader (Ali), die was dus één van de eersten hier, over vroeger, dat het hier heel anders was, de manier waarop de Hollanders waren tegenover m’n vader. Veel gastvrijer, veel aardiger, volgens hem. Toen kwamen ze zelfs naar huis om te vragen: hé kom je bij ons in de fabriek werken? We kwamen ook gewoon op feestjes bij elkaar.
Er waren helemaal niet zoveel Turken of Marokkanen hier, je toen was veel closer met Nederlanders dan met je eigen volk. Maar naarmate er veel meer Turken en Marokkanen hierheen kwamen, ja, dat is gewoon menselijk: soort zoekt soort, dan krijg je die groepsvorming en dan ga je toch minder met Nederlanders om. Dat is jammer, want zo heb ik beter Nederlands leren spreken dan veel jongeren van nu.
Want in het begin, hoe ging dat? Mijn vader schreef op een briefje: 1 liter melk. Dus ik ging naar de Kanaalstraat, daar waren toen alleen maar Nederlandse winkels, alleen maar. En ik onderweg, briefje in mijn hand: één liter melk, één liter melk. Ik wou het per se goed onthouden dus maar blijven herhalen. Een gulden meegekregen, het was toen 30 of 35 cent. Ik kom de winkel binnen, loop gelijk naar de kassa. ”Eén liter melk!” Er stonden allemaal mensen in de rij, vrouwen met van die brillen en al die mooie gevouwen haren zo hoog. Allemaal keken ze op vanuit die rij, niemand bewoog, ze bogen allemaal zo naar links of naar rechts om naar mij te kijken: wat gebeurt daar nou? Hé, er kruipt er eentje voor! En de baas, dat was een man met van die hele zware bakkebaarden, die riep naar een heel blond meisje met van die zwartgestreepte wenkbrauwen: “Hé Joke, geeft dat jochie eens een fles melk!” Maar die mensen in de rij, die gezichten vergeet ik dus nooit. Wij waren bijzonder, apart, speciaal, zo werden we ook behandeld, overal ook door de mensen in de straat. We kregen lolly’s in de handen gedouwd en elke buurvrouw kwam naar buiten, sommigen gaven een kwartje, bij sommigen mocht je binnen gaan spelen, nou dat was al een hele belevenis, die jongens, die hadden allemaal een eigen kamer met speelgoed en zo, dat hadden wij toen nog helemaal niet. Langzaamaan veranderde dat, eigenlijk de lagereschooltijd van mij, die zes jaar lang was nog steeds zo bijzonder. We waren het tweede buitenlandse gezin toen in de Javastraat.
Mustafa: Toen ik pas in Nederland was, in 1964 was dat… O, er waren dingen die heel vreemd waren voor mij. Op straat vrijen, weetjewel? Ik heb dat meegemaakt, dat was echt vreemd voor mij. Ik zag jongens en meisjes hier op straat, kussen en dingen doen… Ik ben wel stadmens, maar de normen en waarden, de religie... Ik ging naar die Hollandse jongens toe en deed dan in gebarentaal met mijn vingertje: “Niet doen! Nee, nee, dat mag niet!”
Maar niet iedereen had zo’n moeite met de vrijere westerse uitingsvormen. Aziz uit Nador bijvoorbeeld, die verliefd werd op de dochter des huizes in de Riouwstraat.
Aziz: Ja, ik was 18 en werd verliefd. Op de dochter van het huis. Ze was heel anders dan de meisjes die ik kende in Nador. Haar ouders? In het begin vonden ze het niet erg. Toen het serieus werd, mocht het niet. Daarna toch weer wel. Later zei mijn schoonvader: jij bent voor mij geen schoonzoon meer, je bent mijn zoon geworden!
Maar voor mijn ouders in Marokko was het een groot probleem. Ik ben vier jaar niet in Marokko geweest! Ik ben wel brieven blijven sturen... Toen ben ik toch maar naar Nador gegaan. Ik dacht: ik ga dat goed uitleggen. Toen kwam ik daar. En mijn vader… (hij schiet vol) … ik wilde helemaal niet dat mijn vader om mij huilde. Hij sloeg ons nooit. Maar wij moesten alles accepteren wat hij zei. Uit respect. Mijn oom, mijn oudste broer, mijn moeder en mijn vader zaten daar. Voor een gesprek. En na een hele tijd praten en praten zagen ze wel dat het bij mij serieus was en ik was ook intussen ouder geworden... toen hebben zij het geaccepteerd. En wij zijn nu nog samen!
Aziz heeft gespeeld over zijn ervaringen en die van andere jonge gastarbeiders. Kijk in het videofragment hieronder hoe hij een boek over zijn levenservaringen dicteert aan zijn jonge neefje, die lang zo vrij niet is als zijn oude oom. Het einde van de scène wijkt af van het echte verhaal.
Citaten uit het boek Lombok wereldwijk, gebaseerd op interviews met 40 Lombokse wijkbewoners. Door Jos Bours, Dianne van Erning, Jan van Sas. Uitgeverij Buono ISBN 90-76498-02-4. Verkrijgbaar in bibliotheken en antiquarisch via het internet.