Utrechtse toe(n)standen - “Als ik mijn paard hier moest stallen, zou ik de dierenbescherming bellen”
Gepubliceerd: donderdag 24 september 2015 07:00
Jos Bours (1946) richtte in 1977 met een groep toneelmakers het Stut Theater op, dat samen met bewoners uit Utrechtse wijken toneel maakte over wat er in de buurten leeft. In 'Utrechtse toe(n)standen' kijkt hij terug op die jaren en de ‘gewone mensen’ die hij tegenkwam. Soms verbaast hij zich over het verschil tussen toen en nu. Dan weer vraagt hij zich af of er eigenlijk wel iets is veranderd.
We leven in tijden waarin veel wordt geklaagd: over de mentaliteit, over de manier waarop kinderen worden opgevoed en over asociaal gedrag op straat. “Ach”, zei ooit de Utrechtse gemeentelijke chef woningexploitatie, “was er nog maar een Stichting Volkswoningen!”
Aan de rand van Pijlsweerd lag tot 1977 een plein dat afgesloten was van de rest van de wijk, het Houtplein. Daar werden ‘bepaalde’ mensen geconcentreerd, onder het beheer van de gemeentelijke Stichting Volkswoningen.
Hennie de Jong, voorzitster van het actiecomité Pijlsweerd, weet nog wat voor verhalen ze als kind hoorde over het plein:
“De wildste verhalen deden de ronde. Op het Houtplein zouden moordenaars worden geplaatst en kinderverkrachters. Asocialen. Dat werd je door andere kinderen verteld: “O, daar moet je niet komen! De kinderen daar kunnen alleen maar slaan en vechten en ze zijn veel sterker.” Ik ging er altijd met een boog omheen. Dat had ik niet van thuisuit meegekregen, kinderen maken elkaar angstig. Wat daar écht gebeurde, daar had je natuurlijk geen idee van. Dat hoorde ik allemaal pas veel later. Als je bijvoorbeeld daar een huis wilde, kreeg je een onderzoek met allemaal vernederende vragen:
- Drinkt uw man?
- Is hij gedetineerd geweest?
- Kan ik dat opvragen bij het politiebureau?
- Heeft uw man werk?
- Brengt hij zijn geld thuis?
Kréég je dan dat huis, dan moest je een gezinshulp nemen. Je salaris moest je inleveren, je kinderbijslag afdragen. Mensen mochten hun eigen geld niet beheren. Als ze iets wilden kopen op afbetaling, moest dat via de stichting. Ze maakten de mensen totaal afhankelijk. En ga er nooit tegenin, je was kansloos. De voorzitter van de stichting, die heette Duitemeyer, een dominee. Ik heb de grootste bonje met die man gehad. Die zei tegen mij: 'Die mensen zijn geestesziek.' Ik zou hem zo kunnen aanvliegen. Ik zei: júllie maken die mensen zo! Júllie beslissen alles voor die mensen!”
Het was de bedoeling van die stichting de bewoners op te voeden tot maatschappelijk functionerende wezens. Daartoe moesten de gezinnen worden geholpen met de opvoeding van de kinderen, gezonde voeding en een deugdelijk bestedingspatroon (budgetteren). De meeste bewoners legden zich er lijdzaam bij neer, enkelen probeerden weg te komen, weinigen durfden zich te verzetten tegen die afhankelijkheid.
Begin jaren zeventig kwamen er allemaal klachten binnen bij het actiecomité Pijlsweerd over de huizen: die waren heel slecht. Wethouder Bransen verklaarde zelfs twee keer “dat dit de slechtste gemeentewoningen zijn die ik ken”. VVD-raadslid Fielmich zei bij een bezoek aan de wijk: “Als ik hier mijn paard moest stallen, zou ik de dierenbescherming bellen.” (Waarna de goedheiligman 25 gulden in de kinderpot stortte voor het Sinterklaasfeest.)
Hennie: “Toen zijn we actie gaan voeren en heb ik die mensen echt leren kennen. Als je ze aanspreekt op hun capaciteiten, kunnen ze meer dan je denkt. De stichting had die mensen bang gemaakt. Wij maakten ze juist strijdbaar.”
Vanaf dat moment gaat het snel. Er wordt een zwartboek samengesteld. Juni 1975 werd het badhuis bezet door een aantal vrouwen. In datzelfde jaar start een huurweigeringsactie vanwege de enorme onderhoudsachterstand. Maar de gemeente houdt de poot stijf: gewoon de volle poet blijven betalen! Wel wordt het besluit tot sloop en nieuwbouw genomen.
En in 1976 wordt de Stichting Volkswoningen opgeheven. De bewoners vragen naar de dossiers om te bekijken wat daarmee moet gaan gebeuren. De gemeenteraad weigert. Twintig vuilniszakken met dossiers vol negatieve en stigmatiserende kwalificaties worden verbrand zonder dat de vertrouwensmensen van het Houtplein van te voren in de zakken mogen kijken om te controleren of het wel de juiste dossiers zijn. In de loop der tijden blijken er nog heel wat dossiers niet verbrand te zijn. Er rest dus nog heel wat pijn van het Houtplein.