René Kil, een leven lang verbonden aan de W.G. van de Hulstschool
Gepubliceerd: zaterdag 21 mei 2016 07:00
Uitzonderlijk zijn degenen die zich een leven lang met volle kracht en enthousiasme inzetten voor één doel: in dit geval ervoor zorgen dat kinderen een goede start krijgen in het leven. Het lesgeven en verhalen vertellen zit hem in het bloed.
Interview door Jan Jansen
Zijn hele leven is hij verbonden geweest aan de W.G. van de Hulstschool aan de Jutfaseweg. En dat zal, als het aan hem ligt, als vrijwilliger nog wel een tijd doorgaan. René Kil (69) kwam er als kleuter, zat er op de lagere school, werd er kwekeling en gaf les tot zijn pensionering. Op zijn zesentwintigste jaar werd hij hoofd van de school. Sinds 1973 woont René met zijn gezin in de hoofdonderwijzerwoning naast de school. Daar bewaart hij alles wat met de geschiedenis van de school te maken heeft. Bijzonder trots is hij op de roemruchte geschiedenis van de school en op de naamgever, de in heel Nederland bekende schrijver van kinderboekjes W.G. van de Hulst.
De school werd in 1858 als Diaconieschool gesticht aan de weg naar Jutfaas in het gebied Buiten Tolsteeg voor de kinderen van Hoog-, Laag-, Oost- en West Raven. In dit gebied, waar later Rivierenwijk werd gebouwd, woonden hoofdzakelijk fabrieksarbeiders die werkten in de pan- en steenovens langs de Vaartse Rijn. Kinderen vanaf ongeveer acht jaar moesten overdag meewerken op de ovens en waren tot dan van onderwijs verstoken. Men had het over de ‘geestelijke stompheid van de ovenkinderen’.
Na vijftig jaar, in 1908, kreeg de school een nieuw gebouw op de huidige plek. De latere naamgever van de school, Willem Gerrit van de Hulst, werd in 1913 als hoofd aangesteld. Een half jaar daarvoor was zijn vrouw in het kraambed van hun tweede dochter gestorven. Als weduwnaar betrok hij met zijn kinderen het huis naast de school en woonde er met zijn latere tweede vrouw en nog vier kinderen tot zijn pensionering in 1940. In de woonkamer schreef hij bijna honderd opvoedkundige, op christelijke leest geschoeide boekjes, waaronder het voor velen bekende In de Soete Suikerbol. De boekjes werden vanaf 1930 geïllustreerd door zijn zoon W.G. van de Hulst jr. Volgens de uitgever werden meer dan elf miljoen exemplaren verkocht.
René Kil is geboren in Rivierenwijk, in de Berkelstraat. “Ik had een gelukkige jeugd in een harmonieus gezin met een jongere broer,” vertelt hij. “Mijn opa woonde bij ons in. Hij hield van wandelen, biljarten en een borreltje. Regelmatig moest ik hem uit het café halen als we gingen eten. Rivierenwijk was een kinderrijke buurt. Toen in de naastliggende polder Kanaleneiland gebouwd ging worden ontstonden er geweldige speelplekken door opgespoten zand met grote plassen en zandbergen.”
Het was een mooie tijd, vlak na de oorlog. Er kwamen apparaten in huis om het leven te veraangenamen. “We kregen een wasmachine, tv, geiser, telefoon. Elke keer weer een luxe gevoel. Op de W.G. van de Hulstschool vertelde meester Wiggers altijd prachtige avonturenverhalen. Hoofdmeester Wolfskeel maakte me bewust van het geschenk van elke nieuwe dag en het wonder van de natuur. Ik ging voetballen bij de aspiranten van DOS aan de Thorbeckelaan. We werden getraind door de toen negentien jarige Hans Kraaij en waren ook ballenjongen in Galgenwaard bij competitiewedstrijden van DOS. Bijzonder gevoel om achter het doel te mogen zitten bij keeper Frans de Munck en topvoetbal van zo dichtbij te kunnen beleven. Want het was 1958, toen DOS landskampioen werd.”
Een grote klap in het leven van René was de dood van zijn vader op achtenveertig jarige leeftijd. “Ik was vijftien en zat op de Mulo. Hij was mijn grote voorbeeld. Ik heb me daarna helemaal op het leren gestort en mocht als beloning naar de Jan van Nassaukweekschool. Altijd moest ik denken aan de inspirerende verhalen van mijn onderwijzers op de W.G. van de Hulstschool. Wat mij toen zo boeide wilde ik ook graag overbrengen. Toen ik in de vierde klas van de kweekschool een jaar moest gaan ‘kweken’ lukte het me om als kwekeling op de W.G. van de Hulstschool te komen. Alles was nog onveranderd. Als ik lesgaf zat meester Wolfskeel achter in de klas om me te beoordelen.“
Na de kweekschool moest René in militaire dienst. “Na mijn diensttijd kreeg ik een baan als onderwijzer in Driebruggen. Ik was inmiddels getrouwd met Klassie Schouwerwou, die ik op de kweekschool had leren kennen. In 1973 las ik in een vakblad dat er een vacature was voor hoofdonderwijzer op de W.G. van de Hulstschool. Het hart bonkte in mijn keel. Ik was zesentwintig maar wilde die functie dolgraag. Bovendien was er een prachtige dienstwoning aan verbonden, het huis waar de beroemde W.G. van de Hulst ruim dertig jaar had gewoond en later alle andere hoofdonderwijzers als Wolfskeel. Wat een fantastisch moment toen ik hoorde dat ik was aangenomen in de baan en school van mijn dromen.”
Het was, begin jaren zeventig, de tijd van democratisering en discussies over onderwijsvernieuwingen. “De W.G. van de Hulstschool had toen nog zes klassen met jonge onderwijzers, de oudste was negenendertig. Er werd in die begintijd door het personeel heel wat gepraat en vergaderd. Iedereen rookte als je foto’s nu ziet. Als onderwijzer heb ik de verteltraditie overgenomen. Ik maakte daarbij vaak gebruik de bekende oude schoolplaten aan de wand van Isings met die prachtige afbeeldingen van geschiedkundige voorvallen. Ook zette ik me in om leerlingen dingen samen te laten beleven met bijvoorbeeld dansen, musiceren, toneelspelen, feestvieren. Het ging er voor mij niet alleen om kennis over te dragen maar vooral ook om kinderen gelukkig te maken.“
In 1982 onderging de W.G. van de Hulstschool een ingrijpende verandering. Het gebouw uit 1908 werd gesloopt op de twee karakteristieke jugendstil torentjes na. Er kwam een nieuw groter schoolgebouw, gericht op de toekomst. Ook kwamen er leerlingen van buitenlandse afkomst op deze christelijke school. René Kil: ”Door het samen met collega’s creëren van een open karakter en een warme sfeer hebben we ons als onderwijsteam altijd met passie ingezet voor een goede start in het leven van de ons toegewezen kinderen.”
(Dit artikel is eerder gepubliceerd in De Oud-Utrechter en is met toestemming van de auteur overgenomen.)