Oorlogsherinneringen van Eef Spierenburg
Gepubliceerd: donderdag 26 december 2019 19:35
Eef Spierenburg (78) sprak in De Oud Utrechter van 10 december 2019 over zijn fijne jeugd in Oudwijk. In onderstaand artikel staat hij stil bij zijn herinneringen die te maken hebben met de Tweede Wereldoorlog.
Door Jim Terlingen
“Ik vertelde vorige keer al dat ik ben geboren in juli 1941 in Oudwijk op het adres Hofstraat 22. Mijn vader Evert Spierenburg, naar wie ik genoemd ben, was in de oorlogstijd schoenmaker. Ik zie het emaillen bord naast de deur nog voor me. Twee huizen verderop stond een stencilapparaat in de woning. Daarmee werden allerlei illegale krantjes gedrukt. Mijn vader was in onze wijk een ‘postbode’ van deze berichten. Hij deed dat dan tijdens spertijd. Als er onraad was en de krantjes verstopt moesten worden, was het huis op Hofstraat 13 een vluchtadres. Daar brandde altijd een houtgestookt fornuis met een pan water op het vuur. Gauw de pan optillen, de krantjes in het vuur en de pan weer terug.
In hetzelfde huis waar het stencilapparaat stond, werd op zolder met behulp van Twee-bo boter gemaakt. Twee-bo was een poeder dat in de oorlog heel populair was. Je kon daarmee een half pond margarine omtoveren in een pond boter. Het is echt een product uit die tijd."
Uit de oorlogsperiode herinner ik me verder dat we schuilen naast de schouw in de woonkamer als in 1944 bommenwerpers over Utrecht vliegen in de richting van Soesterberg. Ook dat in april/mei 1945 bakker Ap de Jager bij ons in de straat Zweeds wittebrood bakt van het meel dat dat via het Rode Kruis was aangeleverd. Voor mij maakte hij een speciaal mini-broodje in een metalen lucifersbakje van een petroleumstel.
Na de oorlog
Toen we bevrijd waren was het ’s avonds feest in de straat, met muziek en dansende mensen. In de straat versierde iedereen hun huis met oranje linten. Mijn moeder maakte oranje roosjes en stak ze in de vitrage.
In 1946 is mijn vader bewaker geworden bij kamp Rhijnauwen. Dat was een interneringskamp met houten barakken op een weiland langs de Weg naar Rhijnauwen. Daar werden de mannen vastgehouden die werden verdacht van ‘fout gedrag’ in de oorlog. Er hebben er duizend NSB’ers gezeten. Ik weet er het fijne niet van, maar het ging er daar in de omgang met delinquenten niet zachtzinnig aan toe.
De gevangenen moesten werken op plekken buiten het kamp. Mijn vader ging wel eens als begeleider met een groep mee naar Jongerius. Dan kwam hij met zijn uniform aan tussendoor even koffiedrinken bij ons. Ik was zes jaar toen ik hem in dat bewakersuniform zag. Hij droeg op zijn hoofd een zwart ‘schuitje’. Hij had ook een holster, waarin een zwaar pistool zat. Hij heeft me toen dat pistool in de hand gegeven. Ik weet nog dat mijn moeder gilde van angst.
Ik heb trouwens nog een heel bijzondere foto van hem in mijn bezit, waar hij met medebewakers van kamp Rhijnauwen aan het marcheren is. Je ziet tien mannen en één vrouw. Mijn vader loopt vooraan aan de linkerkant. Toen het kamp werd opgeheven, in januari 1948, hield het dienstverband van mijn vader op.
Tot slot, ik denk dat ik zeven jaar oud was – het zal 1948 geweest zijn – dat ik in ons huis op zolder aan het spelen was. Daar stond onder andere een hutkoffer. Het was mij streng verboden om daar ooit in te kijken, maar ik deed het toen toch. Ik vond twee opmerkelijke dingen. In een sigarendoosje zaten zelfgedraaide sigaretten en ik zag een dolk. Later vroeg ik er een keer naar.
Die sigaretten had mijn vader in de oorlog gedraaid, en die waren ‘voor later, als de tijden mogelijk nog slechter werden’. En die dolk was een Duitse bajonet. Die legden ze over de loop van een geweer heen om dan te kunnen steken. Mijn vader vertelde me dat hij in de oorlog op een voedseltocht ‘een vervelende mof’ tegenkwam. ‘Die deed lelijk. Ik heb hem toen zijn wapen afgepakt’, zei hij me. Wat deze woorden precies betekenen, vraag ik me nog wel eens af.”
Zie ook: De Oud Utrechter en een bijzondere foto
Reageren? terlingenschrijft@kpnmail.nl
Zie ook: www.jimterlingen.nl