Lowlands had z'n roots in Utrecht
Gepubliceerd: donderdag 14 augustus 2014 12:03
Het Lowlands festival gaat weer van start in Biddinghuizen, maar de naam dateert nog uit de Utrechtse tijd toen The Flight to Lowlands' Paradise twee keer plaatsvond: 1967 en 1968. Arne Zuidhoek tekende de poster van toen en vertelt.
Beatmuziek was de verbeelding van een nieuwe jeugd
Door Ton van den Berg
De beat-journalist Arne Zuidhoek had in 1967 de primeur met het bericht in het Vrije Volk dat er in Utrecht een groot jongerenfestival kwam onder de titel: Flight to Lowlands’ Paradise. Er stond iets te gebeuren, zong het door de stad. Kunstenaar Bunk Bessels had het licht gezien en als een profeet van het nieuwe tijdsgevoel trok hij duizenden volgers naar het complex van de Jaarbeurs waar het festival plaatsvond.
Arne kende Bunk Bessels. Ze hoorden allebei tot de nieuwe generatie kunstenaars. Bessels schilderde in een kelder aan de Oudegracht abstracte schilderijen, Arne tekende illustraties voor boeken en maakte in samenwerking met Wim van de Sande de strip Bertus Knijp en Pieter die in het Nieuw Utrechts Dagblad werd gepubliceerd.
,,Kunstenaars verzamelden op het Bloemterras aan de Oudegracht. Omdat we de nieuwe vrijgestelden waren konden we daar uren zitten en praten over een gevoel van elan die heerste, maar die niemand goed wist te benoemen. Bij Bunk werd het omgezet in het idee voor een groot festival voor jongeren. Voor dat idee zou hij geëerd moeten worden.’’
De jonge kunstenaars waren vaak mannen met lang haar en baarden waarvoor ze konden rekenen op opmerkingen als: ‘Heb je daar sjek hangen?’ of ‘Weet jij waar de baardstraat is?’’ Arne hoorde de kunstenaars praten over de visies die ze hadden op hun eigen werk. Dat een schilderij geen broedende kip voorstelde, maar de verrijzenis van hun moeder uit de as van een verbrandde jeugd.
Arne had het vaak aan de stok met de vrijgestelden die leefden van subsidies van de overheid. Hij vond dat je je geld zelf moest verdienen. Omdat hij van zijn tekenwerk alleen niet kon leven, was hij ook beat-journalist voor de dagbladen het Vrije Volk en het Centrum. Het baantje bij het Vrije Volk had hij overgenomen van Philip Freriks die hij kende uit de Jazzkelder aan de Oudegracht en op een dag naar Parijs vertrok vanwege de liefde voor een vrouw.
De beatmuziek kon rekenen op een positieve pen van Arne. Hij kwam veel in hét beatcentrum van de stad: het Pastoor Schiltehuis in Zuilen. Arne zag er Bob Revell and the Yelping Jackals optreden, de band waaruit later Unit Gloria zou voortkomen.
De beatjournalist trok op met bekende bandjes als de Golden Earrings, Q 65 en Les Baroques. ,,Maar eigenlijk vond ik het allemaal armzalige muziek. Ik was van de rock ’n roll periode die dood ging met de komst van de Beatles.’’
Als jochie trok nozem Arne, z’n haar vol vet uit een potje brylcream, in Hoograven van cafetaria naar cafetaria op zoek naar de beste juke-boxen. En de beste was als er ook een plaatje van Frankie Lymon and the Teenagers in zat. Deze zwarte zangers verwoordden het beste het gevoel dat rock ’n roll stond voor een levenslustig leven dat naast werken ook bestand uit drank, liefde en seks.
,,De jaren zestig waren zoveel anders, intellectueler vooral. En het ging steeds beter, financieel. In 1958 had ik het idee dat ik met mijn inkomen nooit een auto zou kunnen bezitten, maar in 1964 reed ik in een grote Citroën.’’
De kunstenaars waren de verbeelding van een nieuwe toekomst en daaromheen kwamen nieuwe politici zoals PSP’er Rob van Gemert die op het terras van de Bloemkelder de Flight to Lowlands’ Paradise een filosofisch tintje gaven, dat de moderne swingende jeugd de homo-ludens was. Oftewel de spelende mens die steeds meer vrije tijd kreeg en daarvoor via de muziek en de liefde een invulling zocht.
De schilder Jan de Haas en Arne tekenden ieder apart een poster voor het jongerenfestival. ,,Uit een donkere toekomstwereld, zoals Bessels en Van Gemert dat zagen, kwam Flight to Lowlands’ Paradise als een nieuw elan, een bevrijding onder het juk vandaan van het gevestigde establishment. De naam van het festival stond dan ook centraal op de posters en niet de spelende groepen.’’
Arne ontwierp ook de zwart-witte entreekaartjes die op de avond van het evenement aan de kassa moesten worden ingeleverd. ,,Het was een ijskoude avond en er was maar één loket open, meer wilde de Jaarbeurs niet, waardoor er een lange rij van mensen was die in de sneeuw stond te wachten. Zo zag je maar weer dat het establishment nog steeds de dienst uitmaakte.’’
(Dit artikel is eerder gepubliceerd op 16 november 2007 in het AD/Utrechts Nieuwsblad)