Door Jim Terlingen - In het paspoort van Jos van Klaveren staat 'geboorteplaats Amsterdam'. "Helaas", zegt hij, "ik had veel liever gehad dat er Utrecht stond". Bij Jos gaat het niet om een in onze stad veel voorkomende Ajax-weerzin. Er is er een veel diepere oorzaak.

Jos (1941) is een kind van joodse ouders die in deze stad tijdens de Tweede Wereldoorlog door verraad naar de kampen zijn gestuurd. Verraad door Amsterdammers dus. Zijn ouders kwamen niet meer terug, net als bijna heel zijn familie.

Kleine Jos met zijn (biologische) ouders: Bram van Klaveren en Lien van Klaveren-Prins: Foto: archief Jos van Klaveren

Jos' ouders gaven hem op tijd - op 7 juni 1943 - aan een Utrechtse verzetsvrouw mee. In de wijk Oog en Al groeide hij op, een joods jongetje in een christelijk gezin (eerst op de Everard Meysterlaan, daarna de Händelstraat).

Podcast
Eerder deze maand sprak ik uitgebreid met hem over zijn leven. Dit gesprek (ruim 80 minuten) is terug te luisteren als eerste aflevering van een nieuwe podcastserie: Bijzondere Utrechters.

Het gesprek met Jos van Klaveren is op alle bekende podcast-platforms te beluisteren. 
Bijvoorbeeld hier op SpringcastSpotifyYouTubeApple PodcastsPocket CastsPodimo, enzovoort enzovoort

Foto's
We delen hier nog meer foto's uit het archief van Jos van Klaveren. In de podcastaflevering praat hij over de personen die erop staan.

  


Vlak na 7 juni 1943: 'Ik ben hier net aangekomen op Everard Meysterlaan 6/hoek Mendelsohnstraat. De foto is door mijn pleegvader genomen.'
 

Na de oorlog: 'Mijn pleegouders (Bertha van Eck-Knoppers en Jan van Eck) met de joodse onderduikmevrouw Cohen en ik naast de Dominicuskerk in de Händelstraat in Oog in Al.' 

 

Na de oorlog: 'Meneer en mevrouw Cohen (Liesbeth Cohen Jehoram-Caspari en Martin Cohen Jehoram). Ze zaten in de oorlog ook bij de Van Ecks ondergedoken. Ik noemde ze tante Lies en oom Martijn. Hun schuilnamen waren meneer en mevrouw Zeistermans. Hun zoon Herman zat op een ander onderduikadres, gescheiden van zijn ouders. Herman (1933) leeft nog. Hij is een wereldberoemd rechtsgeleerde geworden.'

 

Na de oorlog: 'Mijn pleegmoeder, mijn gehandicapte pleegbroer Bertjo en ik'

  

Kort na de bevrijding: 'Mijn pleegouders, broertje en ik plus de familie van mijn pleegmoeder voor de etalage van de kapsalon in de Händelstraat 79.' 

'Bijzonderheid: de gordijnen zijn een overblijfsel van de oorlog. Na de verhuizing van de Everard Meysterlaan naar de Händelstraat was het grote etalageraam te gevaarlijk voor inkijk. Het vloerluik naar de kruipruimte onder het huis, die als onderduikruimte bij de razzia’s diende, moest namelijk snel en ongezien bereikt kunnen worden. Die was midden in de salon en pal voor de doorloop van voordeur naar het achterhuis. Over het luik lag bij geen gevaar een groot kleed, waarop stoelen en een leestafeltje stonden waarop de klanten konden wachten op hun beurt. Het gordijn werd door mijn pleegmoeder gemaakt met als excuus dat de klanten die in de kappersstoelen werden geknipt en geschoren te kennen hadden gegeven dat zij niet te koop wilden zitten voor alle passanten.'