Interviewer Jan Jansen gaat in gesprek met Utrechters over toen en nu. Dit keer met Jan de Roos, voormalig buurtslager in de Twijnstraat.

Hij woont zijn hele leven, sinds 1936, in de oudste Utrechtse winkelstaat, de Twijnstraat. Maakte er bijzondere tijden mee. Voormalig buurtslager Jan de Roos (78) springt doorlopend bij als winkeliers een beroep op hem doen.

Interview door Jan Jansen

Het is nu een levendige winkelstraat met mooie oude panden en een grote diversiteit aan buurtwinkels, cafés, eethuisjes, modewinkels en dergelijke. Honderden jaren lang gingen bedrijfjes en winkels er over van vader op zoon, soms vele generaties lang. Vroeger kon je er alles kopen, van de wieg tot het graf kon je worden verzorgd. Nog steeds zijn er winkels die drie tot vier generaties van vader op zoon zijn overgegaan.

Jan de Roos woont al zijn hele leven in Twijnstraat 40. Zijn ouders hadden er een slagerij. “Het was in die tijd gebruikelijk dat een slager zelf een koe of varken kocht bij een boer en die dan zelf in het slachthuis slachtte," vertelt hij. "Ouderen onder ons herinneren zich nog wel de etalages waar halve koeien en varkens voor het raam hingen. In de Twijnstraat waren toen nog zes slagers. Ik was voorbestemd om mijn vader als slager op te volgen.“

De meeste winkeliers als de bakker, melkboer e.d. hadden naast hun winkel een klantenwijk en trokken er met hun karren ’s morgens vroeg op uit. “Slagers gingen er ook op uit om een dag ‘te horen’ en de volgende dag ‘te brengen’. Dat gebeurde twee keer per week. Geloof en traditie speelde een belangrijke rol. De klanten kochten zo veel mogelijk bij winkeliers van hun eigen geloof. Van de katholieke slager van Rhijn was bekend dat hij door de straat liep om te kijken welke klanten er bij andere slagers in de winkel stonden. Als ze ook katholiek waren zocht hij ze thuis op om ze over te praten.

De Twijnstraat was in mijn jeugd, in de oorlogsperiode, een kinderrijke straat met veel kinderen van dezelfde leeftijd. Zo kwam je bij iedereen over de vloer. Toen ik eens met een NSB speldje van het zoontje van winkelier Gazenbeek thuiskwam was het huis te klein. Wij als kinderen wisten van niets maar bij onze ouders leefde de spanning van de oorlog des te meer.”

Regelmatig moest er worden ondergedoken als er een razzia was. “Naast ons woonde een Duitse, Frau Schneider. Ze was getrouwd met een Joodse man. Ze heulde zogenaamd met de Duitsers. Daardoor was ze niet verdacht en wist precies wanneer er een razzia zou komen. Ze waarschuwde dan alle winkeliers. Die mochten bij haar onderduiken.

Er was veel onderlinge hulp. Regelmatig werd als strafmaatregel elektriciteit afgesloten in de straat. Omdat wij een slagerij hadden werd dat bij ons niet gedaan. Mijn vader had van ons huis een kabel aangelegd naar andere winkels zodat zij in dat geval toch elektra hadden.”

Jan de Roos. Foto: Jan Jansen

Voor en vlak na de oorlog leefde nog sterk het gevoel het gevoel van rangen en standen. De Roos: “Winkeliers waren de middenstanders. De apotheker in de straat was voor ons van een hogere stand. Je kwam daar als kind niet verder dan de bijkeuken. In de stegen woonden de minder bedeelden met grote kinderrijke gezinnen in piepkleine huisjes. Daar werd vooral door de mannen veel gedronken. Een trieste bedoening.” 

De Twijnstraat is een aparte straat in Utrecht met haar dorpse sfeer. “Vele jaren lang gingen winkeliers  ’s morgens om 6.30 uur koffie drinken bij sigarenzaak Logica van Frits Mulder. Daar werden de nieuwtjes doorgenomen. Je wist zodoende altijd van elkaars doen en laten. Met een aantal winkeliers hebben we de oude groentevrouw Truus Bakker tot haar overlijden op haar 95e jaar in de gaten gehouden en verzorgd. Ze woonde, zoals alle winkeliers, boven de winkel op een bovenhuis met een steile trap. De afspraak was dat ze haar gordijnen ’s morgens moest opendoen.

Toen Ruud de Graaf van de dierenspeciaalzaak Hebbes ruim een jaar geleden ernstig ziek werd en langdurig in het ziekenhuis moest blijven heb ik 5 maanden lang voor hem de winkel belangeloos voortgezet. Die winkel zou in zo’n geval zonder hulp zeker moeten sluiten met alle ellende voor de winkelier vandien. Als iemand in de straat mijn hulp nodig heeft ben ik er voor die persoon. Er zijn trouwens nog veel meer mensen die daadwerkelijk helpen.”

Jan de Roos is een zeer bekende en vertrouwde persoon in de Twijnstraat. “Omdat mijn vader op jonge leeftijd overleed moest ik in 1956 als slager in onze winkel met mijn moeder aan de slag. In 1967 ben ik getrouwd met Jeannette en heb de winkel toen officieel van mijn moeder overgenomen. Ik was erg geïnteresseerd in bijzondere producten als worsten en gehakt. In 1968 kreeg ik daarvoor de hoogste vakprijs voor slagers: de Gouden Slagersring.

De winkel heb ik gehad tot 31 december 1999. Dat jaar werd ik 65. Helaas is mijn vrouw 3 jaar nadat we gestopt waren overleden. Gelukkig heb ik de winkel snel kunnen verhuren aan een horecaondernemer en is er een goedlopend restaurant in gevestigd. Ik verkeer zelf in goede gezondheid en vind het geweldig om me nog voor de belangen van de straat te kunnen inzetten.”

-

De Twijnstraat

De Twijnstraat is van oorsprong een dijkdorp, een hoge oeverwal met bebouwing. De naastliggende Twijnstraat aan de Werf en de Oudegracht liggen bijna vier meter onder straatniveau. Het gebied was al een nederzetting met handel toen Utrecht in 1122 stadsrechten kreeg. De stadsmuur werd daarom om het handelsgebied heengelegd.

Vele eeuwenlang kwam men via de Tolsteegpoort en de Twijnstraat vanuit het zuiden Utrecht binnen. Staatshoofden werden bij hun bezoek aan Utrecht als eerste in de Twijnstraat door de bevolking toegejuicht. Keizer Karel V werd er in 1540 bij toortslicht ingehaald en Keizer Napoleon op 6 oktober 1811 onder kanongebulder en het luiden van klokken.