Eenzaamheid, het alles overheersende probleem voor ouderen
Gepubliceerd: zaterdag 16 april 2016 08:00
Een groot deel (26%) van de Utrechtse bevolking geeft aan zich eenzaam te voelen, waarvan 7% erg eenzaam. Vooral bij alleenstaande ouderen, die zelfstandig thuis blijven wonen, ontstaan vaak depressieve gevoelens als gevolg van het ontbreken van zinvolle relaties.
Interview door Jan Jansen
Bep Buijs (85) heeft geen kinderen en is sinds zes jaar weduwe. Ze woont bijna vijftig jaar in Kanaleneiland en kwam met haar echtgenoot als een van de eerste bewoners in deze Utrechtse uitbreidingswijk uit de jaren zestig. Kenmerkend voor Kanaleneiland zijn de portiekflats met vier woonlagen.
Door het gebrek aan ruime eengezinswoningen keerde de middenklasse de wijk in de jaren zeventig en tachtig de rug toe. Hun plaats werd voornamelijk door immigranten ingenomen. In de portiekflats vervreemdden bewoners van elkaar door sterk verschillende leefwijzen. Bep zag, tot haar leedwezen, ook de sfeer in haar woonbuurtje veranderen waardoor haar sociale contacten nagenoeg verdwenen zijn.
Ze is de zevende van een gezin met tien kinderen. “Ik ging voortijdig van de mulo af om mijn ouders bij te staan bij het huishoudelijke werk in ons grote gezin,” vertelt ze. “In de avonduren haalde ik een typediploma waardoor ik een baan kon krijgen bij de Nationale Handelsbank. Ik bleef bij mijn ouders thuis wonen en bleef uiteindelijk alleen met ze over nadat mijn zuster en mijn acht broers het huis uit waren. Op de, in die tijd, vrij late leeftijd van 37 jaar ben ik getrouwd. We kochten een eengezinswoning in Kanaleneiland. Mijn man was ouder en van kinderen kwam het niet meer. Wel erg jammer want ik ben gek op kinderen.”
Kanaleneiland is als een bijzondere wijk ontworpen. Stedenbouwkundigen uit het hele land waren vol lof over de afwisselende bouwvormen met laag- en middelhoogbouw, boomrijke lanen en openbare plantsoenen met rozenperken. Bewoners verzorgden met liefde hun voortuintjes. Het werd een populaire wijk voor de middenklasse. Jonge gezinnen trokken in de jaren zestig met groot genoegen uit de oude Utrechtse buurten naar Kanaleneiland.
Bep Buijs: “In het begin dat we er woonden werd nog veel nieuw gebouwd. De wijk zag er prachtig uit met die nieuwe huizen, lanen en bloemrijke plantsoenen. In zo’n nieuwe wijk hebben de veelal jonge bewoners ook vaak onderling contact.”
Dat beeld veranderde snel na de komst van de vele immigranten. De portiekflats met vier woonlagen zonder lift hadden vrij lage huren en werden, als ze vrijkwamen, vooral ingenomen door bewoners van buitenlands afkomst. Indringende kookluchten trokken al vroeg op de dag door het trappenhuis de flats binnen.
“Mijn buurtje veranderde sterk. Ik woon op tien minuten lopen van het winkelcentrum en zag dat de winkels steeds meer voor mij vreemde producten gingen verkopen. Ik kan nu niet eens meer een batterij voor mijn horloge krijgen in het winkelcentrum. Naar de kapper moet ik met de regiotaxi. Steeds meer trek ik me terug in mijn eigen huis. Kleine jongetjes werden steeds brutaler als je wat zei over hun vandalisme. Ik zat op gymnastiek in een zaaltje bij de kerk Wederkomst des Heren. De kerk is april verleden jaar gesloten. Vreselijk want ik was twintig jaar lid. De gymnastieklerares heeft de burgemeester in een brief om hulp gevraagd. Ik oefen nu in mijn slaapkamer op een hometrainer. Bidden doe ik in mijn eentje thuis.”
Ouderen raken, vooral door het overheidsbeleid, steeds meer op zichzelf aangewezen. Dat kan een groot probleem zijn. Bep voelt zich op straat niet meer veilig. “Ik durf ’s avonds het huis niet meer uit. Hier tegenover staan ze vanuit auto’s te dealen. In het huis naast me zag ik laatst inbrekers met een schroevendraaier voor de deur staan. Ik kon toen op tijd de politie waarschuwen. Bij een koffieclubje voel ik me niet prettig omdat vrouwen altijd over hun kleinkinderen praten. Omdat ik ze niet heb, doet het mij altijd pijn. Ik las vroeger over de wijk in onze wijkkrant, die zie ik nu niet meer. Alleen van de Katholieke Ouderenbond krijg ik op mijn verjaardag nog een bloemetje die iemand persoonlijk langs komt brengen. Gelukkig heb ik nog mijn broers die me regelmatig bellen. Altijd heb ik me voor familie ingezet en nu ben ik blij dat ze ook aan mij denken.”
Bep heeft weinig of geen sociale contacten meer in de buurt. Het is een zelfstandige vrouw die nog redelijk mobiel is, goed voor zichzelf kan opkomen en geen aanleg heeft voor depressiviteit. Maar het gebrek aan contacten zal voor haar een groot probleem worden bij minder mobiliteit en toenemende kwetsbaarheid.
Eenzaamheid onder ouderen is een grote zorg. In Kanaleneiland is twee jaar geleden een initiatief gestart om eenzaamheid te verminderen, het zogenaamde ´10 Stratenplan´. Mikkie Schmitz is werkzaam bij Woonzorgcentrum Transwijk en is als vrijwilliger de trekker en coördinator van het 10 Stratenplan. Het initiatief is begonnen vanuit de tien zijstraten van de Lanslaan, vandaar de naam. Inmiddels is het uitgegroeid tot heel Kanaleneiland en zelfs heel Zuid-West Utrecht.
Mikkie vertelt dat veel ouderen uit de buurt hebben aangegeven graag in contact te willen komen met bewoners uit hun directe omgeving of de straat waar ze wonen. Ouderen die veel aan huis gebonden zijn, hebben altijd wel een vraag waarbij ze geholpen willen worden. Soms is er vraag naar hulp bij een klusje in huis, bij boodschappen of het gebruik van internet. Als iemand zo´n vraag niet kan beantwoorden vind je samen wel iemand die het wel kan. Ook is het prettig om zo maar eens een koffie bij elkaar te drinken en een praatje te maken.
Als je een heel leven achter je hebt, zijn er zoveel dingen om met elkaar over te praten. Ineens merk je hoe fijn het is een vertrouwd iemand in de buurt te hebben. Via het 10 Stratenplan worden contacten gelegd. In Woonzorgcentrum Transwijk worden ook activiteiten voor buurtbewoners georganiseerd. Een aantal ouderen heeft bijvoorbeeld initiatief genomen voor een eetclubje eens per maand. In Overvecht is dat erg succesvol gebleken. Voor Bep zou het geweldig zijn als ze een vertrouwd persoon in de buurt had.
(Dit artikel verscheen in eerder in De Oud-Utrechter en is met toestemming van de auteur overgenomen.)