De kanonskogels van Vredenburg (8, slot)
Gepubliceerd: woensdag 22 maart 2023 06:00
Biem Lap, gids van Kerken Kijken Utrecht in de Jacobikerk, dook in de historie van de kanonskogels die in 1576 vanaf kasteel Vredenburg op de stad werden afgevuurd. Hij maakte er een serie artikelen over, vandaag deel 8 en slot: Een tweede vertaling bij opschrift kogel...
Er bestaat een tweede vertaling van het opschrift bij de kogel op de tekeningen van Saenredam en Saftleven. Die vertaling is van de hand van Arie de Groot en staat in de prachtige catalogus Pieter Saenredam, het Utrechtse werk[1] bij de gelijknamige tentoonstelling in het Centraal Museum in 2000, deze luidt:
Hoor, ver nageslacht, dit orgel dat door razende heiligschennis heeft gezwegen, de afgunstige Spanjaard heeft het vanuit Vredenburg met dit vijandige projectiel geschonden 24 December (1577) [2]
Arie de Groot gaf in een e-mail in jan. 2022 de volgende toelichting bij zijn vertaling:
De eerste twee regels van het vers slaan op de Beeldenstorm van 1566. Dat jaartal zit verstopt in de Latijnse cijfers (I, V, X, L, C, D, M) die in deze dichtregels voorkomen. Bij elkaar opgeteld geven zij 1566. Van Akerlaken moet met '1581' dus onjuist geteld hebben. Op 24-26 augustus 1566 is er weliswaar niet in de kapittelkerken gebeeldenstormd, maar de diensten kwamen door de dreigende situatie wel stil te liggen. Vandaar dat het orgel toen heeft 'gezwegen'.
De tekst, zo vervolgt De Groot
…is hetzelfde als bij Saftleven, behalve in de eerste regel het woord 'iacuere' bij Saenredam, waar Saftleven 'tacuere' geeft. Zoals ik in de catalogus heb geschreven moet de lezing van Saftleven de juiste zijn. Bovendien geeft hij alles in hoofdletters, met de Romeinse cijfers in rood. Zo zal het op het echte bord ook geweest zijn.
Dat Saenredam een deel van de tekst buiten het bord schreef komt door ruimtegebrek. Hij schetste eerst de contouren van het bord, schreef daarna de tekst erin maar merkte dat hij niet uitkwam. Over zoiets deed hij niet moeilijk.
De Groot heeft In de catalogus op pag. 217 geschreven dat Saftleven de meest aannemelijke versie van de tekst geeft. Hij denkt dat het tacuere stelt dat het orgel gezwegen heeft in 1566. Weliswaar was de Pieterskerk toen niet getroffen door de beeldenstorm, maar er zullen geen diensten zijn geweest, zodat het orgel toen niet bespeeld werd. De Groot vervolgt:
Bovendien geven de roodgekleurde kapitalen (inclusief een abusievelijk niet roodgemaakte V) in de eerste twee regels van het tijdvers bij optelling het jaartal 1566 wat met iacuere 1567 zou zijn.
Ik ben Arie de Groot zeer dankbaar voor zijn toelichting want hiermee lijkt de puzzel over de betekenis van het opschrift op beide tekeningen opgelost. Duidelijk is dat het opschrift op beide tekeningen zo goed als identiek is, slechts één letter verschil. Van Netty Stoppelaar van Het Utrechts Archief kreeg ik ook te horen dat Saenredam niet moeilijk deed over een opschrift op een tekening even buiten het bord te plaatsen. De tekening was voor hem een voorstudie om er eventueel een schilderij van te maken. Vandaar dat er niet veel toedeed waar de tekst vermeld werd.
Saenredam heeft inderdaad een schilderij gemaakt van het schip van de Pieterskerk. Dat maakte hij in 1644 en hij zal daarbij gebruik gemaakt hebben van zijn tekening uit 1636. Het is opmerkelijk dat op dat schilderij geen kanonskogel en bijbehorende tekst voorkomt. Uit de catalogus blijkt dat Saenredam zich wel meer kunstenaarsvrijheden veroorloofde en niet alles naar de werkelijkheid schilderde. De schrijvers van het boek zeggen over het ontbreken van de kogel en tekst niet meer dan: Hierop schilderde hij niet de kanonskogel en evenmin het tekstbord.
Wat overblijft is de vraag of de suggestie die De Groot doet dat het orgel gezwegen heeft tijdens de beeldenstorm van 1566, voldoende hout snijdt. Is dat deel van de vertaling niet wat vergezocht? In het kader van het werken aan dit artikel is een derde vertaling van het opschrift op het bord zoals Saftleven dat tekende, ontstaan.
Die vertaling is van de hand van mijn collega gids Peter van de Coolwijk die Latijn meester is, ik niet, en toen ik hem mijn tekst toestuurde vroeg hij zich af of de tekst wel helemaal klopte. Het ging hem met name om het punt in de vertaling waarin over gezwegen wordt geschreven. Zou er wat anders bedoeld kunnen zijn dan het zwijgen van het orgel?
Peter komt tot een mix van de vertalingen van Van Akerlaken en De Groot en geeft zijn eigen accent in de eerste regel omdat hij denkt, al blijft het giswerk, dat het ‘verzwegen’ meer slaat op het niet meer noemen van de beeldenstorm dan op het feit dat het orgel van de Pieterskerk in 1566 zweeg.
Augustus 24 (1566)
Nageslacht, neem kennis van deze stilgehouden schanddaden
van een zinneloze heiligschennis.
Met dit vijandige projectiel heeft de nijdige Spanjaard
vanuit Vredenburg het orgel vernield.
Decemb. 24 (1576)
Ik vind de redenering van Peter zeer plausibel. De protestanten hadden goede redenen om met betrekking tot de beeldenstorm het zwijgen ertoe te doen. De beeldenstorm was een weinig glorieus deel van de reformatie en de gevolgen waren voor Utrecht met de komst van Alva ook uiterst negatief geweest.
Het gebruik van de term ‘zinneloze heiligschennis’ in het eerste deel van dit gedicht lijkt er ook op te wijzen dat de maker van deze tekst katholiek geïnspireerd moet zijn geweest. Een doorgewinterde protestant zou deze term waarschijnlijk niet gebruiken.
Des te meer ik over de tekst nadenk, des te meer komt de vraag bij me op wie er verantwoordelijk is geweest voor het bord met dit opschrift en wanneer dit bord is opgehangen. Het komt mij voor dat het meest waarschijnlijke tijdstip voor het maken en plaatsen van het bord was de tijd van het herstel van het orgel en het raam direct nadat de kogel in december 1576 de Pieterskerk trof.
Rekeningen geven aan dat het herstel plaats vond in 1577/1578. Toen was het kapittel van Sint Pieter nog voluit aan de macht en was er vrijwel zeker ook sympathie voor de opstand van de burgers van Utrecht tegen de Spanjaarden in Vredenburg. Het kapittel moet de opdrachtgever van het bord zijn geweest en heeft de twee gebeurtenissen met elkaar willen verbinden, waarbij een kritische noot werd geplaatst zowel bij de beeldenstormers als bij de Spanjaarden. Het denkwerk van Peter van de Coolwijk heeft ertoe geleid dat deze interessante interpretatie van het opschrift gemaakt kan worden.
Het is bijzonder dat dezelfde kogel die de Pieterskerk trof nog steeds te zien is in de Pieterskerk. Hij hangt onder het orgel aan een ketting. Die ketting is langer dan op de tekeningen van Saenredam en Saftleven dus die zal niet van de 17e eeuw zijn, maar mogelijk uit de 20e eeuw, want waarschijnlijk is de kogel weer opgehangen tijdens de laatste grote restauratie van de Pieterskerk die zijn beslag kreeg in 1972.
De kogel heeft een omtrek van ongeveer 54 cm. Dat is gemeten door Katrijn Kuypers, de huismeester van de Pieterskerk. Zij was vóór de eeuwwisseling een gewaardeerde coördinator van Kerken Kijken Utrecht. Peter van de Coolwijk maakte de berekening van het gewicht van de kogel. Een omtrek van 54 cm brengt een diameter van 17,2 cm met zich mee, dus iets onder het maatje voetbal. De gemiddelde dichtheid van het materiaal zal ongeveer 7,5 gram per kubieke centimeter zijn en dat brengt het gewicht van de kogel op om en nabij de 20 kilo, een veertig ponder dus.
Het kanon dat deze kogel afvuurde moet over een grote vuurkracht beschikt hebben om de 700 meter te kunnen overbruggen. Het blijft miraculeus dat de Pieterskerk is geraakt en het is al even miraculeus dat de kogel steeds bewaard is gebleven.
[1] Pieter Saenredam, het Utrechtse werk: schilderijen en tekeningen van de 17de-eeuwse grootmeester van het perspectief. Groot, Arie de; Helmus, Liesbeth M.; Duyster, Dorine; Hermens, Erma, 2000 Uitgave Centraal Museum, Catalogus van gelijknamige tentoonstelling, pag 217 -219.
[2] De schrijvers geven in een voetnoot de volgende verklaring voor het jaartal 1577. Optelling van de door Saftleven rood gekleurde letters in de laatste twee regels geeft 1577. De beschieting vond weliswaar in de laatste dagen van 1576 plaats, maar het was in die tijd nog veel gebruik het nieuwe jaar met Kerst te laten beginnen.