De Groot, een Utrechtse familie van melkboeren
Gepubliceerd: zaterdag 27 februari 2016 07:00
De Groot, een echte familie van melkboeren, halverwege de vorige eeuw. Vooral in de oostkant van de stad, in de rijkere buurten, bezaten ze melkzaken en werd de melk en aanverwante producten aan klanten uitgevent.
Interview door Jan Jansen
Volle melk werd als een noodzakelijke drank gezien voor een gezond leven. Reclameslogans uit de jaren vijftig en zestig als: ‘Met Melk Meer Mans’ of ‘Drink per man driekwart kan’ zorgden voor een flink verbruik in de gezinnen. Nederland stond in de wereld ook als trots zuivelland bekend. Joop de Groot (74) is telg van de familie van melkboeren. “Mijn overgrootvader had in de 19e eeuw een boerderij in de Hofsteeg bij de Lauwerecht. Hij had een groot gezin waarvan hij drie kinderen stimuleerde om melk te gaan venten en een melkzaak te beginnen,” vertelt hij. “Zijn zoon, mijn opa Toon de Groot, had een melkzaak op de Hopakker 55. Hij begon daarnaast achter hetzelfde pand in 1910 ‘De Groot’s Stoomzuivelfabiek en Melkinrichting’ voor de pasteurisatie van melk, karnemelksepap en yoghurt. Pasteurisatie was belangrijk voor de houdbaarheid want er waren nog geen koelkasten.”
Joops vader, Wim de Groot (1908-1992), was de oudste van het gezin. Hij kocht een huis, Zonstraat 10, en begon daar een melkzaak. Veel van zijn broers en zusters begonnen voor, tijdens en vlak na de oorlog ook een eigen melkzaak. “Mijn ooms en tantes als: Jan de Groot in de Bemuurde Weerd 21, Niek in de Verlengde Hoogravenseweg 189, Joop in de Lijsertstraat, Bep in de Broeder Alarmstraat in Hoograven. Ook allerlei neven en nichten de Groot begonnen melkzaken. Ik schat in dat er in de jaren vijftig zeker veertien melkzaken de Groot geweest zijn in Utrecht. Ik herinner me nog dat ze begonnen met het venten met hondenkarren, later met paard en wagen en daarna met bestelwagens.”
Opa Toon de Goot, een echte zakenman, kocht in 1926 twee T-Ford bestelwagens van zijn zwager Jan Jongerius, de bekende Ford-dealer, die woonde en zijn bedrijf had aan de Kanaalweg. “Die wagens mochten nooit tegelijk op straat staan want ze hadden allebei hetzelfde kenteken. Hij had er namelijk een zwart betaald. Jan Jongerius zorgde ervoor dat er drie mensen van zijn zaak een rijbewijs kregen. Ze hoefden daarvoor maar een rondje proef te rijden. In de oorlog werd door de Duitsers de Melkinrichting gesloten en wagens gevorderd. Ze wisten niets van de illegale bestelwagen. Mijn opa heeft die bij zijn broer in de Prinsenstraat, in een hooiberg kunnen verstoppen.”
Joop werd door vader Wim de Groot al vroeg ingeschakeld. “We hadden een katholiek gezin en ik was op mijn achtste jaar misdienaar. Elke ochtend om half zeven ging ik naar de mis. Direct daarna, voor ik naar school ging, bezorgde ik op de fiets flessen met verse melk bij een aantal vaste klanten. Die zette ik voor de deur. Mijn vader kwam dan later die ochtend langs voor de andere bestellingen. Ik bezorgde ook bij burgemeester jonkheer de Ranitz, die woonde in een groot pand aan de Maliesingel. De huishoudster van de Ranitz vroeg mij vaak andere boodschappen te doen bij de bakker, slager enzovoort. Ik merkte dat koningin Juliana daar regelmatig op bezoek kwam want dan zat er een man gekleed in een livrei in de keuken. We hadden in de Maliebaan en omgeving een heel chique klantenkring. Grote huizen met voorname gezinnen met veel personeel.”
Schoolopleidingen voor zijn vijf kinderen waren voor Wim de Groot niet echt belangrijk. Als ze maar snel in zaken gingen. Daar was geld in te verdienen en je kon daar huizen van kopen als belegging en inkomsten voor de oude dag. Joop de Groot: “Zelf wilde ik naar de Mulo omdat ik later een supermarkt wilde beginnen. Na drie jaar ben ik er vanaf gegaan en naar de Kruideniersvakschool gegaan. Daar kreeg je een vakgericht opleidingenpakket en het middenstandsdiploma.”
Tijdens zijn schooltijd werd Joop de Groot regelmatig ingezet als invaller bij zijn vader en ooms. “Ik zag toen de grote sociale verschillen in de melkwijken waar we leverden. Melk moest altijd vers geworden geconsumeerd. Als het ’s zomers erg warm was leverde dat op zondag problemen op bij het Antonius Ziekenhuis waar we de vaste leverancier waren. Ze hadden te weinig koelruimte. We konden dan op zondagochtend heel vroeg melk ophalen bij onze melkleverancier van Schaik in de Bankastraat. Ik was een jaar of zeventien, had nog geen rijbewijs, maar reed wel op zondagochtend vroeg met onze bestelwagen zelfstandig van de Zonstraat door de stad naar de Bankastraat en naar het ziekenhuis voor twaalf bussen verse melk. Om niet op te vallen zat ik achter het stuur op een dik kussen met een pet op en een sigaar in mijn mond. Er was dan nog weinig politie op de weg. Ik ben gelukkig nooit aangehouden.”
Joop de Groot is niet doorgegaan in de traditie van zijn familie. “De klantenkring in Utrecht-Oost veranderde sterk in de jaren zestig doordat gezinnen vertrokken en kantoren in de grote panden er voor in de plaats kwamen. Daarom wilde ik de melkzaak van mijn vader in de Zonstraat niet voortzetten, ook al omdat ik was meer geïnteresseerd was in het aankopen van panden om die zelf te gaan opknappen. Dat was de hobby van mijn vader waar ik dus beroepsmatig in verder ben gegaan. Ik ben trots op mijn afkomst als telg van de familie de Groot met hun honderd jaar oude melkboerentraditie in Utrecht.”
Ze zijn ontstaan eind 19e eeuw, de melkboeren. Het was, in die tijd, dat men met melk bij mensen langs de deur ging venten. De oudste zonen waren voorbestemd de boerderij van vader over te nemen. Jongere zonen en dochters gingen vroeg in de ochtend melken en direct daarna op pad met een juk met aan weerszijden twee melkbussen of met melkkarren, die werden voortgetrokken door een trekhond. Omdat bleek dat je er een behoorlijke boterham mee kon verdienen konden ze na verloop van tijd een eigen melkzaak beginnen met melk, eieren en zelfgemaakte boter en kaas.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in De Oud-Utrechter en is met toestemming van de auteur overgenomen.