De gekooide ambtenaar
Gepubliceerd: zondag 12 oktober 2014 08:13
In het nieuwe Stadskantoor missen de ambtenaren eigen werkruimten, zoeken ze vergeefs naar een werkplek en stoppen ze de dossiers in prive-kluisjes. Hoe anders ging het er aan toe eind ‘60 en begin 70er jaren van de vorige eeuw.
Toen was het stadhuis geheel anders georganiseerd en ingericht. Er was een schrijfkamer voor het typewerk en er was een drukkerij. Het zogeheten Nieuw Archief deponeerde je bij de fietsenstalling, het Oud Archief kwam op de A. Numankade terecht. De accountantsdienst zat in de Neudeflat, de Volkskredietbank op de Oudegracht, etc.
De belangrijke gemeentezaken werden toen nog door de secretarieambtenaren zoveel mogelijk in beslotenheid besproken en ook geregeld. Openheid en openbaarheid paste niet bij onkreukbare ambtenaren en het 'integere' gemeentebestuur.
De commissievergaderingen waren niet openbaar en de gecombineerde raadsvergaderingen waren geheim, want het ging over plannen voor Cultuur, Stadsontwikkeling en Openbare Werken. Daar kon je geen pottenkijkers bij gebruiken.
En zo werd er beslist over de bouw van Hoog Catharijne en over de keuze van één van de drie locaties, waar een muziekzaal zou moeten komen in plaats van het houten noodgebouw Tivoli, dat op het Lepelenburg geplaatst was.
De keuzes voor een plek waren: de Weg der Ver. Naties, het Vredenburg en de Kruisstraat, dichtbij de Stadsschouwburg. Na verhitte en intensieve discussies werd gekozen voor het Vredenburg. De vraag die altijd bleef hangen was: won het Vredenburg onder druk van het projectmanagement van HC? Een soort stedelijke parlementaire enquête is hierover nooit gehouden.
Bureau Bevolking zat in die dagen nog in een saaie benauwde aanbouw achter het oude stadhuis op de Ganzenmarkt. Vlakbij stond ‘De Ambtenaar’, een kunstwerk dat vervaardigd werd door L. Dusée en dat later verplaatst is (het staat tegenwoordig weggestopt in de Zwaansteeg). Het kunstwerk stelde een schrijvende kantoorklerk voor, omsloten door een hoog hekwerk. Met de prachtige tekstverklaring van de Utrechtse dichter Jan Engelman:
“Ik dien de vroedschap en de burgerij, ik leef, laat leven en laat den burger vrij”.
Nota bene: De ambtenaren moesten in die tijd ten overstaan van de burgemeester (De Ranitz) in de stadhuishal een ambtseed afleggen en hiervoor een document ondertekenen.
Toentertijd was iedereen ‘krities’. Zowel de jongerencentra, de scholieren, de werkende jongeren, studenten, de vakbonden en de politieke organisaties. Ook de ambtenaren. Wij richtten toen een werkgroep van kritiese ambtenaren op en verspreidden een vlugschrift ‘de gekooide ambtenaar’.
De werkgroep wilde vooral overleg en medezeggenschap in de ambtelijke organisatie op de bureaus en afdelingen en een soort ondernemingsraad voor de gehele organisatie. Politiek en ambtelijke leiding zorgden voor verwarring.
Op het voorblad van het vlugschrift stond een tekening van het kunstwerk van L. Dusée. Ik was als jonge adj. commies in de gelegenheid om zoveel mogelijk kritiese ambtenaren te verzamelen. Het werden er niet zo veel. Velen wilden anoniem blijven. We spraken met elkaar in de werkgroep in de ’je en jouw’ stijl, maar noemden elkaar niet bij de voornaam.
De kritiese ambtenaren organiseerden een openbaar debat in de raadskelder. In het forum zaten gewichtige hoofdambtenaren van de Gemeente en de RU, zoals A. Graafhuis, adj. Archivaris en C. Crince le Roy, Lector van de rechtenfaculteit.
Hein J. Roethof, het Utrechtse Tweede Kamerlid was zeer geïnteresseerd en nam ook deel aan het forum. Aparte vermelding verdient de deelname van de heer C. Gruys, hoofdredacteur van de bondskrant van de Ned. Bond voor Gemeenteambtenaren (NBGA), gevestigd in Amersfoort. Hij was tegenhanger van de democratiseringsbewegingen en wilde vooral Vaderlands en uitdrukkelijk Oranjegezind zijn. Mijn ingezonden artikeltje Rood, Wit en Blauw werd dan ook geweigerd en ik werd na een verhit gesprek met hem lid van een andere vakbond.
Ook de Spuikoker - het personeelsorgaan voor de ambtenaren op het stadhuis, in de Neudeflat en bij Bureau Bevolking - censureerde sommige artikelen. Toch werden de medezeggenschap en het overleg onvermijdelijk. Daar zorgden sommige afdelingschefs voor en H. van der Vlist, de wethouder voor personeelszaken, die serieus en energiek reageerde op veelzijdige democratiseringsbewegingen. Maar een echte ondernemingsraad kwam er niet.
Boudewijn Oremus
oud-gemeenteambtenaar