Befaamde namen op het Vreeburg rond 1900 (7)
Gepubliceerd: maandag 22 januari 2024 00:19
In deze maandelijkse serie beschrijft Vincent Dirksen zaken die rond de vorige eeuwwisseling op het Vreeburg grote faam genoten. Dit is deel 7: hotel De Liggende Os.
Door Vincent Dirksen
De befaamde naam van dit keer is er weer een van een hotel: "De Liggende Os". Ik heb al eens eerder een uitgebreid verhaal over dit etablissement geschreven, maar ik vind dat hij toch ook thuishoort in deze serie, dus daarom - voor deel - 'op herhaling'.
Allereerst de ligging van het hotel. Als je vroeger, tot 1921 de stad vanuit het westen binnen kwam, dan kwam je door de Catharijnepoort en later over de Catharijnebrug en dan volgde eerst een straat met aan weerszijde huizen.
De rij huizen aan je rechterhand was maar kort en eindigde ongeveer daar waar zich aan de linkerkant de bij de meeste Utrechters nog wel bekende Palace-bioscoop bevond. En daar aan het eind van dat rijtje bevond zich het toen vermaarde hotel "De Liggende Os". Dat was dus een behoorlijk strategische plek, omdat je om het hotel heen moest om het plein op te komen. Daardoor vormde het het middelpunt van alle evenementen die daar plaats vonden.
Om ons een beeld te kunnen vormen van de historie van het hotel moeten we terug naar de tijd dat het kasteel Vredenburg net was gesloopt. Men besloot het plein wat na deze sloop ontstaan was dezelfde naam te geven als van het voormalige kasteel en tevens werd besloten om allerlei evenementen die ook vóór de bouw van het kasteel op dit plein hadden plaatsgevonden weer terug te laten keren.
Zo kwam de paardenmarkt, die tijdens het bestaan van het kasteel verplaatst was naar het Paardenveld, weer terug en de veemarkt, waar vooral rundvee, geiten en schapen werden verhandeld kwam van de Neude terug naar het Vredenburg.
Het schavot wat zich aan de oostzijde van het kasteel had bevonden werd afgebroken en verplaatst naar het Paardenveld. Nadat men de voormalige slotgrachten had gedempt met de brokstukken van het kasteel kon men het plein egaliseren en werd het ingezaaid met gras. Daarop mochten stadsbewoners hun dieren weiden, met de restrictie dat men het plein altijd vrij moest maken voor de vee- en paardenmarkten.
Omdat met het kasteel natuurlijk ook het voormalige Catharijneklooster gesloopt was had men op het plein meer ruimte dan nodig was en daarom begon het stadsbestuur met de uitgifte van kavels voor de bouw van woningen e.d. Deze waren vooral gelegen aan de westelijke en noordelijke rand van het plein. Zo wist een Rotterdammer in 1588 een kavel te bemachtigen aan de noordzijde van het plein, waarop hij daar een huis bouwde om er een herberg in te vestigen.
Hij noemde deze herberg "Het Blauwe Paard" en wist er al snel een bloeiende nering van te maken. Ergens eind 17e begin 18e eeuw moet de naam van dit etablissement zijn veranderd in "Het Swijnshoofd" (of “Zwijnshoofd), wat destijds een zeer gebruikelijke naam was voor een herberg. Je kon deze naam toen in diverse steden tegenkomen. Vanwege de ligging floreerde "Het Swijnshoofd" in Utrecht uitstekend en werd het een zeer gewild onderkomen voor doorgaande reizigers en in de stad verblijvende bezoekers.
Ergens begin 19e eeuw moet de toenmalige eigenaar Johannes Coenraad Plieger de zaak grondig verbouwd hebben, waarna hij er de naam "De Liggende (of ook wel Leggende) Os" aan heeft gegeven. Als zodanig komt het in 1817 in de verkoop en toen moet het voor ergens rond de 5000 guldens gekocht zijn door de heer Anthonie de Groot. Uit de verkoopadvertentie blijkt dat er ook nog twee stallingen bij hoorden die meer westelijk tegen de stadswal aan lagen.
Anthonie de Groot bleef maar liefst 47 jaar eigenaar van het hotel en gedurende die tijd was en bleef het een bloeiende onderneming. Zoals ik al in mijn verhaal over hotel L'Europe vertelde over diligence-diensten e.d. was dat ook met "De Liggende Os" het geval. Zo was de heer De Groot bijvoorbeeld agent van de "Neder- en Middenrijn Stoomvaart Maatschappij te Dusseldorp" en werd men per rijtuig vervoerd vanaf het Vreeburg naar Vreeswijk, waar men dan aansluiting had op diverse afvaarten en aankomsten van stoomschepen.
Ook dit hotel was weer in trek als plek waar aanbestedingen en openbare verkopen plaatsvonden. In november 1864 gaf Anthonie het stokje over aan twee van zijn zoons, Michiel en Theodorus de Groot, die dus in een gespreid bedje terechtkwamen.
De broers De Groot deden nog een ruime tien jaar goede zaken met het hotel (zij kregen er o.a. het agentschap van Van Gend en Loos bij, zie verhaal Hotel L'Europe), maar toen kwam in april 1875 ene Gerrit van den Heuvel uit Den Haag, die eerst als manager in dienst kwam, maar later de zaak van de twee broers overnam.
Toen Gerrit van den Heuvel na een aantal jaren de zaak in eigendom kreeg ontwikkelde hij grote plannen. Zo vroeg hij in 1878 een vergunning aan om een 'warande' aan de zijkant van het gebouw te mogen aanbouwen. Dat was een soort luxe veranda, die het mogelijk maakte om gasten overdekt buiten te laten zitten. De lokatie van de warande was dusdanig dat men vanaf daar een prachtig uitzicht had op alles wat zich rondom het hotel afspeelde.
Zo werd het een favoriete plek voor zowel mensen van buiten Utrecht als voor Utrechters zelf, zoals een gast destijds omschreef: "Het is een genoegen vooral op zonnige dagen onder het genot van luxe bieren als Pilsner Urquel en Fürstenberger te kunnen gaan zitten kijken naar langs flanerende menschen en af en aan rijdende rijtuigen en Janpleziers".
In 1880 volgde nog een verbouwing waarbij de twee panden waaruit het hotel bestond en die binnenin al met elkaar verbonden waren, te voorzien van één luxe voorgevel, waarbij vooral de entree een veel voornamer uitstraling kreeg. Het rechterdeel, waarin tot dusverre op de begane grond het koetshuis zat, werd omgebouwd tot eetzaal en het hele hotel werd opnieuw ingericht.
Hierdoor kon er ook ruimte gemaakt worden voor een bezigheid die in die tijd steeds meer plaatsvond, namelijk vergaderen. Mensen begonnen zich toen steeds meer te verenigen in diverse vormen, zoals sportclubs, muziekverenigingen, verenigingen van beroepsgroepen en ga zo maar door. En zo moesten er dus grote groepen mensen bij elkaar kunnen komen, hetgeen mogelijk gemaakt werd in de diverse etablissementen, waaronder "De Liggende Os". Zo wist Gerrit van den Heuvel het hotel dus weer een heel nieuwe impuls te geven.
Dit viel ook op bij de directie van het bedrijf dat "Hotel Des Pays Bas" bezat en toen zij in 1886 een nieuwe hotelbaas zochten kwamen zij daarvoor bij hem terecht. Zo vertrok Van den Heuvel in de zomer van 1886 naar het Janskerkhof en werd Willem George van Rijn de nieuwe eigenaar van "De Liggende Os". Over de periode "Van Rijn" valt niet zoveel te vertellen. De zaak draaide gewoon door en wat natuurlijk leuk is, is om te zien hoe de advertenties zich aan de tijd aanpasten. Zo was het hotel in 1889 bijvoorbeeld ineens zomaar vanaf het station bereikbaar per paardentram.
Helaas kwam de heer Van Rijn al op 45-jarige leeftijd in mei 1895 te overlijden en zo bleef zijn vrouw met haar twee zoons en drie dochters achter. Zij bleven het hotel nog ruim 3 jaar runnen en gedurende die tijd bleef het gewoon zijn goede naam eer aandoen.
Vermeldenswaardig is nog dat het hotel op 31 juli 1897 het vertrekpunt was van de eerste pelgrimstocht per fiets. Een fietstocht dus naar het Duitse Kevelaar, waarvoor men 's ochtends om 6 uur vanaf het hotel vertrok. Per november 1898 besloot de weduwe Van Rijn het hotel te verkopen. De nieuwe eigenaar werd de uit Wijk bij Duurstede afkomstige Henri Eduard Wilhelm Wijnkamp.
Onder leiding van deze heer Wijnkamp werd het hotel vanuit de 19e de 20ste eeuw binnengeloodst. Rond deze eeuwwisseling was de belangstelling voor de jaarlijkse kermis, die natuurlijk al wel gedurende eeuwen plaatsvond, tot een recordhoogte gestegen. Dit vormde dan ook voor de rond het plein liggende hotels en restaurants een belangrijke bron van inkomsten. De eerder gebouwde warande van "De Liggende Os" was tijdens deze dagen enorm in trek en zorgde voor een drukte van belang.
Direct naast het hotel begon dan de "Lepelstraat". Dit was een denkbeeldige straat over het kermisplein, waaraan aan weerszijde allemaal kramen met etenswaren, zoals poffertjes, wafels, snoepgoed e.d. geplaatst waren. Vanuit de warande had men uitstekend zicht op wie er die "Lepelstraat" in- en uitliepen, hetgeen een bron van groot vermaak bleek.
Eind 1903 kwam er een einde aan het huwelijk van het echtpaar Wijnkamp. De echtelieden lieten zich scheiden en Henri vertrok naar Gent. Zijn vrouw Elisabeth Maria van der Lee bleef met zoon Willem achter en besloot de zaak gewoon voort te zetten. Dit duurde echter maar tot 1905, want toen nam zij de heer Max Rutten in dienst als hotelmanager. Zij en haar zoon bleven wel in het hotel wonen, maar ze liet de dagelijkse gang van zaken geheel aan genoemde heer Rutten over.
Dat dit niet onverdienstelijk ging, blijkt wel uit het feit dat men per eind 1909 nog overging tot een grote verbouwing. De plannen werden ingediend door de heer Rutten als gemachtigde van mevrouw Van der Lee en na wat aanpassingen kreeg men een vergunning voor de verhoging van het gehele pand met een verdieping met een verhoogde zolder. De verbouwing werd uitgevoerd onder leiding van de bouwkundige J. Klaversteijn door de aannemer A.A. Simonis.
Wat men toen nog niet wist, was dat het hotel op die plek zijn langste tijd had gehad. De zaken bleven echter prima gaan en per medio 1918 werd het hotel dan ook nog overgenomen door de Firma Lamberts & Co. Deze lieten nog eens een uitgebreide restauratie uitvoeren, waarop de heer J.H. Lamberts (voormalig ober-kellner in hotel "Noord-Brabant") de touwtjes in handen kreeg. Men plukte nog de vruchten van de eerste jaarbeursjaren, maar al in 1919 werd bekend dat deze jaarbeurs ook het einde van "De Liggende Os" zou betekenen. Na drie uiterst geslaagde jaarbeurzen besloot men namelijk dat er een vast Jaarbeursgebouw op het Vreeburg moest verrijzen.
Hiertoe werd al in april 1919 begonnen met de sloop van de eveneens in de weg staande Fruithal (zie mijn eerder verhaal over de beursgebouwen) en in 1920 startte de bouw van het eerste vaste Jaarbeursgebouw. Ondertussen had men onderhandelingen gestart met de overige in de weg staande panden, waaronder dus het hotel "De Liggende Os". De onderhandelingen brachten echter geen overeenkomst en zo kwam de rechtbank er aan te pas.
In maart 1921 bepaalde de rechter dat de overnameprijs gesteld kon worden op ƒ 180.642,49 en daarop ging de gemeente over tot onteigening. Nog datzelfde jaar werd het Jaarbeursgebouw voltooid, net op tijd om er in het najaar de 5e Utrechtsche Jaarbeurs te laten plaatsvinden. Zo kwam er dus een einde aan weer een naam van faam op ons geliefde Vredenburg.
Vorige afleveringen in deze serie:
deel 6: de Schouwburg
deel 5: het Haagsche Koffijhuis
deel 4: de Korenbeurs en de Fruithal
deel 3: Hotel de l'Europe
deel 2: warenhuis Voortwaarts
deel 1: G.W. van Dillen