Befaamde namen op het Vreeburg rond 1900 (4)
Gepubliceerd: woensdag 20 september 2023 08:59
In deze maandelijkse serie beschrijft Vincent Dirksen een aantal zaken op het Vreeburg van rond de vorige eeuwwisseling die grote faam genoten. Dit is deel 4: de Korenbeurs en de Fruithal.
Door Vincent Dirksen
Deze keer geen bedrijf van naam en faam, maar uitgebreid aandacht voor twee gebouwen. Op de foto bovenaan zien we ze vanuit het oosten. Het betreft hier rechts de Fruithal en links de Korenbeurs (ook Handelsbeurs genoemd).
Deze foto is genomen in 1897, vanaf de oostzijde van het plein richting de Catharijnesingel over de Stadsbuitengracht. Het deel van het plein wat tussen de beide gebouwen was overgebleven, met een monumentaal hekwerk afgescheiden van de Rijnkade, werd in de volksmond ook wel "het klein vreeburrechie" genoemd.
Al in de late middeleeuwen ontstonden in Utrecht steeds meer vaste locaties voor markten van diverse producten, zoals de groentemarkt, de lapjesmarkt, de pottenmarkt etc. Zo was in de loop van de 19e eeuw de Ganzenmarkt aangewezen als fruitmarkt en je had de lage korenmarkt op de Neude en de hoge korenmarkt op de Oudegracht tussen de Hamburger- en de Weesbrug.
Deze omgevingen leverden echter regelmatig problemen op, vanwege overlast voor de omwonenden en het feit dat de handel in de open lucht plaatsvond. Steeds meer werd dan ook de behoefte gevoeld aan overdekte mogelijkheden voor het houden van dergelijke markten. Na de oprichting van de Kamer van Koophandel was dit ook een vaak weerkerend thema in de notulen: "Een doelmatig gebouw tot het samenkomen der handelaren en marktbezoekers".
Binnen het gemeentebestuur duurde het nog tientallen jaren voor men tot een besluit kwam, waardoor zelfs wel eens tijdens een raadsvergadering werd verzucht: "het zal eerder mogelijk zijn den Dom te verzetten, dan in deze stad een beurs daar te stellen". Er werden plannen ingediend voor vaste marktgebouwen op de Neude en op de Mariaplaats, maar die ondervonden de nodige weerstand.
Toen echter op het Vreeburg de gebouwen van de Gasfabriek en de Koperpletterij van Dhr. de Heus gesloopt waren en ook het grootste deel van de resten van het kasteel waren opgeruimd, kwam er een dermate geschikte ruimte vrij dat men eindelijk de knoop doorhakte. Op 8 februari 1890 luidde het gemeentebesluit aldus: "Dat aan de zuidzijde van het Vreeburg, nabij de singelgracht, een gebouw zal worden gesticht dienende tot Handelsbeurs en dat aan de noordzijde van het Vreeburg, nabij de singelgracht, een gebouw zal worden gesticht dienende als Fruithal".
Het werk werd in handen gegeven van de toen net in dienst getreden Directeur Gemeentewerken, de architect F.J. Nieuwenhuis. Deze ontwierp de twee panden zelf en hield toezicht op de bouw, die op 24 maart 1892 begon, waardoor in 1894 beide gebouwen konden worden opgeleverd. De opening vond plaats op 31 mei 1894, om precies 11 uur, door het luiden van de beursbel. Een bevlogen openingstoespraak door Burgemeester Reiger volgde, waarin hij nog eens inging op de moeilijke aanloop, maar nu hoopte dat beide gebouwen nog tot in lengte van dagen zouden dienen tot grote bloei van de handel. Meerdere toespraken van hoge heren volgden, met woorden van gelijke strekking. Daarna werden alle aanwezigen verzocht de burgemeester te volgen tijdens een bezichtiging van beide gebouwen.
Daags erna werd ter gelegenheid van de opening 's-avonds een groot feest aan de burgers aangeboden. Dit bestond uit een samenzang van volksliederen, begeleidt door de schutterijkapel onder leiding van Dhr. Hutschenruijter, gevolgd door een uitgebreid concert. Hierna begon om kwart over negen een groots vuurwerk, verzorgd door de vuurwerkfabriek van G.J. Ruijsch, eindigend met een slotstuk van kapitale afmeting, waarbij de wens "Bloeie Utrecht's Handel" in vurige letters zichtbaar werd. Hierna hief de kapel wederom de volksliederen aan en werd een daverend kanonsaldo over het Vreeburg afgevuurd. Ja dit feest zou zeker nog lang in aangename herinnering blijven.
De daaropvolgende jaren werd al snel duidelijk dat beide hallen in een grote behoefte voorzagen. Zowel de fruit- als de graanhandel tierden welig en de gebouwen werden daarnaast ook regelmatig ingezet voor ander doeleinden, zoals manifestaties en tentoonstellingen. Zo wist de Nederlandsche Velocipéde Club de Fruithal te regelen voor haar jaarlijkse bijeenkomst en viel de Handelsbeurs de eer te beurt om jaarlijks het toneel te worden van de tentoonstelling van pluimvee, georganiseerd door de Vereeniging Ornithophilia. In 1897 werd aan de noordzijde van de Korenbeurs nog een glazen overkapping aangebracht, waaronder iedere vrijdag een levendige kaashandel gedreven werd. En zo groeiden deze twee gebouwen als snel uit tot een vertrouwd beeld op het Vreeburg, waar het normale leven met markten en kermissen ook gewoon doorgang vond.
In 1905 werd de Vereniging Groente- en Vruchtenveiling Utrecht en Omstreken opgericht en deze kregen in juni van dat jaar van de gemeente de beschikking over de Fruithal. Op 28 juni werd er voor het eerst een groenteveiling gehouden. Dit fenomeen van groenteveiling was over komen waaien uit het Westland en kon in eerste instantie op weinig bijval rekenen van de Utrechtse hoveniers. Zij boycotten de veiling in het begin dan ook en gingen gewoon door met hun ambulante handel.
Toen echter kwekers uit het Westland zich gingen vestigen in de nabijheid van Vleuten, kwam de veiling goed op stoom en werden ook de Utrechtse hoveniers gedwongen om er gebruik van te maken. Zo groeide deze veiling de Fruithal uit en werd in 1909 ondergebracht in een eigen nieuw veilinggebouw op het Paardenveld.
De Fruithal werd een hal voor diverse doeleinden, terwijl de Korenbeurs nog grotendeels als zodanig werd gebruikt. Zo werd de Fruithal in de 1e wereldoorlog ingezet als depot voor de voedseldistributie, waar vooral melk en melkproducten werden gedistribueerd.
Toen in 1916 onder invloed van de oorlog de binnenlandse handel tot grote bloei kwam, kreeg men de behoefte aan een beurs waarop handelaren hun produkten en diensten aan elkaar en het publiek konden tonen. De Vereeniging tot het houden van Jaarbeurzen in Nederland werd opgericht en al gauw werd er voor zo'n beurs gedacht aan Utrecht, vanwege de centrale ligging en de uitstekende bereikbaarheid.
Het gemeentebestuur was uiteraard zeer bereidwillig en stelde al snel de Fruithal ter beschikking. Dat deze ruimte niet toereikend was bleek al spoedig toen de inschrijvingen van deelnemers binnen begonnen te stromen. Middels het ter beschikking stellen van de Korenbeurs en het volledige plein Vredenburg met uitwijkmogelijkheden naar het Janskerkhof en Maliesingel, werd er voldoende ruimte aanwezig geacht en in maart 1917 werd de eerste Jaarbeurs gehouden.
Het grote succes hiervan en ook van de volgende die in 1918 werd gehouden, betekende het einde van de Fruithal en later ook van de Korenbeurs. De Fruithal werd in 1919, na de 3e Jaarbeurs, gesloopt om ruimte te maken voor het eerste vaste jaarbeursgebouw en had dus net de 25 jaar volgemaakt.
Voor de Korenbeurs werd in 1928 de Boterhal op de Mariaplaats na een verbouwing in gebruik genomen en in 1930 kon ook dit gebouw op het Vredenburg dus plaats maken voor het tweede vaste Jaarbeursgebouw, wat aan het eerste werd aangebouwd. Zo kwam er een einde aan twee markante gebouwen op het Vredenburg.
Vorige afleveringen in deze serie:
deel 3: Hotel de l'Europe
deel 2: warenhuis Voortwaarts
deel 1: G.W. van Dillen