In deze maandelijkse serie beschrijft Vincent Dirksen een aantal zaken op het Vreeburg van rond de vorige eeuwwisseling die grote faam genoten. Dit is deel 3: Hotel de l'Europe.


Door Vincent Dirksen

Ruim voordat er treinen reden was Utrecht, als middelpunt van het land, al een verkeersknooppunt. Dat blijkt wel als je de verschillende vaste diensten bekijkt voor het vervoer van goederen en personen in die tijd. Veel van die diensten hadden Utrecht als eind- of beginpunt of als halteplaats op doorreis. Dit gold zowel voor verkeer over de weg als over het water.

Voor wat het verkeer over de weg betrof, was vooral het Vredenburg een gewilde plek. Door zijn ligging vlak achter de drukste poort van Utrecht, de Catharijnepoort, was het goed bereikbaar en vanwege de vele markten, jaarmarkten en andere festiviteiten was het plein ook bekend bij boeren en buitenlui en behoefde zo dan ook weinig nadere uitleg. Hierdoor had zich al vanaf de 17e eeuw een groot aantal etablissementen rond dit plein gevestigd, waar men terecht kon voor verfrissing van mens en paard en vaak ook kon overnachten.

Tijdens de periode eind 18e, begin 19e eeuw behoorden onder andere de logementen “Het Zwijnshoofd”, “Hotel Ambrosius” en “Hotel Bellevue”, alsmede koffiehuizen als “Het wapen van Holland” en het “Haagsche Koffijhuis” tot de gerenommeerde etablissementen.

Maar ook werd er in die tijd al geadverteerd door de al vele jaren goed bekend staande Logements- en Stallingsaffaire "De Vogelstruis", welke aan de oostzijde van het plein was gevestigd. Rond 1800 was de eigenaar van het pand de heer Cornelis van Rossum. De gevel van het pand aan het Vreeburg was niet breed, maar er was ook toen al sprake van een enorm binnenterrein achter het pand, wat zich uitstrekte tot de achterzijde van de panden aan de Oudegracht. Hier bevonden zich ruime stallen voor paarden en rijtuigen.

Op deze prachtige tekening van D. Verrijk zien we het Vreeburg zoals dat er uitzag rond 1740. We kijken richting het noordoosten en zien in de achtergrond de toren van de Jacobikerk. In het midden, achter de pomp, zien we de ingang van de Korte Viesteeg en links daarvan dus de ingang van de Lange Viesteeg. Het logement De Vogelstruis bevond zich precies achter de boom waar de man tegenaan zit. De dakjes op de paalconstructies waren ruimtes waar een hoefsmid kon werken.

Na het overlijden van de heer van Rossum in 1822 bleef het onroerend goed in eigendom van diens erfgenamen, maar werd de nieuwe uitbater van de zaak de heer G. Croes die er naast het logement ook een "Affaire in wijnen en gedistilleerd" op nahield. Uit navolgende advertenties bleek echter wel dat logement en stalling de belangrijkste bron van inkomsten bleef.

In het begin van mijn verhaal schreef ik al over de vele diensten voor vervoer van personen en goederen. Ook "De Vogelstruis" was een gewilde halteplaats, natuurlijk mede vanwege de grote stalruimte voor paarden en rijtuigen. In 1826 werd de heer Croes dan ook de Utrechtse agent van de "Koninklijke Postwagens Onderneming" van de heer J.B. van Gent en de weduwe P.J. Loos, die toen een nieuwe dienst begonnen van Amsterdam op Antwerpen en vice versa. Het etablissement zou daarna nog regelmatig de uitvalbasis blijven voor wat natuurlijk later "Van Gend en Loos" zou gaan heten.

Rond 1828 kwam er weer een nieuwe uitbater in de vorm van de heer J. van Beusekom, die het pand aan de achterzijde liet uitbreiden en zo het aantal kamers verdubbelde. Zo werd het een steeds belangrijker gelegenheid aan het Vreeburg, waardoor het ook meer in trek kwam bij o.a. notarissen en overheid om er openbare verkopingen en -aanbestedingen te laten plaatsvinden. Zo vond er in 1829 bijvoorbeeld een aanbesteding plaats voor "Het Aanbouwen van eenige Reijen Grafkelders, op de nieuw aangelegde Begraafplaats buiten dezer Stads Tolsteegpoort".

In 1844 wordt het pand waarin "De Vogelstruis" gevestigd is, door de erfgenamen van Dhr. van Rossum in de verkoop gedaan en komt het voor ƒ10.200 in handen van de heer F.C.H. Baron Taets van Amerongen. De uitbater blijft echter nog jarenlang de heer J. van Beusekom. In die tijd wordt er heel vaak geadverteert voor de verkoop van paarden en rijtuigen in alle soorten en maten, zowel door Van Beusekom zelf als door het leger of een of andere postwagenonderneming.

In 1850 wordt het hotel door Baron Taets van Amerongen weer eens goed onder handen genomen, zodat het er weer als nieuw uitziet en dan wordt ook het belendende pand rechts erbij betrokken, waarmee het hotel een apart café-gedeelte krijgt. In mei van dat jaar ziet de heer Albert van Stuivenberg zijn kans schoon om "Zijne Logementshoudersaffaire met Stalhouderij" (Het Wapen van Holland) over te brengen naar deze nieuwe lokatie, waar hij de zaak voortzet onder de naam Hotel Europa. Tegelijkertijd meldt de "Algemeene Postwagen-Onderneming Van Gend en Loos" dat het zijn Utrechtsche kantoor heeft verplaatst naar dit Hotel Europa. Nog geen jaar later, als het sjieke "Hotel De Nederlanden" aan het Janskerkhof zijn naam veranderd in "Hotel des Pays-Bas", besluit Stuivenberg de naam van zijn etablissement eveneens te 'verFransen' tot "Hotel de l'Europe". En zo ontstond dus de naam, die in de jaren erna zou gaan behoren bij een van de bekendste hotels van Utrecht.

Voorlopig gaat Van Stuivenberg gewoon op de oude voet door met de zaken zoals deze voorheen al in die gelegenheid plaatsvonden. Vele openbare verkopingen en aanbestedingen vonden er plaats en de koetsen en vrachtkarren reden af en aan. Daarnaast ziet men advertenties van o.a. tandartsen, kwakzalvers en handelsreizigers die zich een korte poos in het hotel vestigen om daar hun clientèle te ontvangen. Inmiddels is natuurlijk ook de trein een bekend fenomeen geworden en adverteert de heer Stuivenberg met gratis per koets afhalen van en brengen naar het treinstation. 

Op deze foto van rond 1865 kijken we weer ongeveer in dezelfde richting. Er is nog een overdekte paalconstructie zichtbaar en die staat dan ook nog eens pal voor wat toen al Hotel de l'Europe heette. Het was toen nog een vrij simpel pand met luiken voor de ramen.

Vanaf 1 februari 1863 wordt de nog jonge Evert Adrian de nieuwe uitbater. Als deze in 1865 echter al op 23-jarige leeftijd komt te overlijden, probeert zijn weduwe de zaak nog even voort te zetten. Dat duurt echter niet lang, want het jaar daarop wordt de 'affaire' verkocht en wordt de heer R. Buwalda de nieuwe man aan het roer. Wellicht is het te wijten aan het feit dat deze R. Buwalda voorheen zijn eigen Diligence-dienst had en dus een voormalig concurrent was van Van Gent en Loos, maar in ieder geval besloot de laatstgenoemde firma in 1868 hun kantoor te verplaatsen naar het verderop gelegen hotel "De Liggende Os" (het voormalige Zwijnshoofd). 

Advertentie in het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad van Van Gend en Loos over de verplaatsing van het kantoor.

Er blijven echter nog genoeg vervoersdiensten over die wel gebruik blijven maken van Hotel de  l'Europe. De zaak blijft dus floreren en in 1866 en 1870 vinden dan ook weer de nodige verbouwingen plaats. Zo wordt in 1866 de pui van het café-gedeelte voorzien van een paar prachtig geornamenteerde openslaande glazen deuren.

In het mooie pinksterweekend van 1870 breekt er in de nacht brand uit in een van de kamers op de bovenverdieping van het hotel. Waarschijnlijk is de brand veroorzaakt door een Duitse hotelgast die zich nog laat op de avond liet inschrijven. Voor de betreffende hotelgast zijn de gevolgen fataal en de broer van eigenaar Buwalda weet met gevaar voor eigen leven nog een slapende kelner te redden.

In eerste instantie heeft de toegesnelde brandweer moeite met de bestrijding door gebrek aan water, maar als eenmaal de stoombrandspuit gearriveerd is kan men ook water uit de verder weg gelegen Oudegracht oppompen en zo weet men de brand toch al snel meester te worden. Een deel van het hotel raakt zwaar beschadigd, maar in het overige deel kunnen de zaken gewoon doorgang vinden. Na deze brand wordt in de 2e helft van 1870 het hotelgedeelte onder handen genomen en krijgt het zijn uiterlijk wat het tot begin 20ste eeuw zou houden.

Een detail uit de bouwtekening van de heer Buwalda ten behoeve van de verbouwing in 1870.

In de loop van de jaren daarna komt er een nieuwe bezigheid die dan regelmatig in diverse hotels plaatsvindt, namelijk het fenomeen van het vergaderen. Hotel de l'Europe heeft al snel door dat het hier in een behoefte kan voorzien en zorgt voor een paar grotere ruimtes die als vergaderzaal gehuurd kunnen worden. Zo werd er bijvoorbeeld in 1886 een districtsvergadering gehouden door de Onderlinge Brandwaarborg Maatschappij voor Molenaars. Een van de directieleden van deze maatschappij, de heer P. van Dompselaar, kwam ter ore dat de familie Buwalda wilde stoppen met de exploitatie van het hotel. Hij liet direct blijken dat hij wel geïnteresseerd was in een overname daarvan en zo kwam er dus weer en nieuwe uitbater. Deze heer Van Dompselaar blijft tot 1895 en wordt dan opgevolgd door Johan Rapp, die daarvoor een eigen zaak op de Mariaplaats had.

Na het overlijden van Baron Taets van Amerongen in 1898, werd het onroerend goed in juli 1899 op de veiling gebracht. Het werd zowel in losse delen als in zijn geheel ingebracht, waarbij de totale inbrengprijs uitkwam op ƒ71.500,--. Net in die tijd was de inmiddels gescheiden mejuffrouw Comans in dienst als buffetjuffrouw. Zij had twee zonen en een dochter die elders in het land al de nodige hotelervaring op hadden gedaan. Gezamenlijk konden zij het hotel kopen en direct na aankoop besloten ze het te sluiten voor een grondige renovatie. Deze was eind september dat jaar gereed en met een serie krantenadvertenties in de diverse lokale en landelijke dagbladen werd dit kenbaar gemaakt. Al snel daarna was het hotel weer volop in bedrijf.

De advertentie van de heropening na de restauratie door de familie Comans in september 1899.

Deze foto moet gemaakt zijn in 1902. Boven de ingang naar het achterterrein staat “Garage d'Automobils”, hetgeen erop geschilderd is naar aanleiding van de betrouwbaarheidsritten voor automobielen die in die tijd door de N.A.C. georganiseerd werden.

De familie Comans vertrok echter alweer in 1901 en toen moet het onroerend goed van het hotel in handen zijn gekomen van de uitgever van het Utrechtsch Nieuwsblad, de heer Johan de Liefde. Hij was het namelijk die in april 1902 eeuw een plan indiende voor een nieuw afdak op het achterterrein, als firmant van de Firma Hotel de 'l Europe.

Vijf jaar later diende hij veel uitgebreider plannen in voor een vernieuwing van het gebouw. Het hele hotel wordt weer eens grondig onder handen genomen en de meeste kamers worden voorzien van stromend water en elektrisch licht. Dan wordt ook het pand rechts naast het hotel, wat tot dan toe los ervan stond en vooral diende als ruimte voor het café-gedeelte, bij het grote pand getrokken. Hierdoor ontstaat een veel bredere voorgevel die van een mooie symmetrische façade wordt voorzien. Zo kreeg het hotel het statige uiterlijk zoals het dat tot het einde zou behouden. Een fraaie aanblik vanaf het veelbezochte Vredenburg.

Op deze foto zien we rechts het hotel zoals het was geworden na de grote verbouwing in 1907/'08. De voorgevel van hotel en restaurant zijn bij elkaar getrokken en vormen nu een geheel.

Weer een jaar later kwamen er plannen voor een totale reorganisatie van de gebouwen op het achterterrein. Na eerst wat afkeuringen van de gemeente te hebben ontvangen worden deze plannen medio 1908 toch goedgekeurd. Er gaat echter toch nog wel wat extra tijd overheen voordat de werkzaamheden beginnen. Uiteindelijk worden in de loop van 1910 de oorspronkelijk stallen en bijgebouwen gesloopt en er verschijnt een soort van zalencentrum met vergaderzalen, een biljartzaal en een ondergrondse kegelbaan met vier banen. Dit alles wordt in februari 1911 in gebruik genomen en op 9 februari 1911 verschijnt er een uitgebreid gedetailleerde en zeer lovende beschrijving van deze prachtige uitbreiding in de krant.

Advertentie uit het voorjaar van 1911 (UN). Na het gereedkomen van alle verbouwingen tussen 1908 en 1911.

Op deze manier wist men het hotel dus goed aan te passen aan de eisen van de moderne tijd in het begin van de 20ste eeuw en zo zou het nog enkele decennia blijven bestaan. Decennia waarin nog talrijke vergaderingen en andere bijeenkomsten en evenementen van verenigingen en ondernemingen van zeer uiteenlopende aard zouden plaatshebben, waaronder ook de Jaarbeurs.

Deze foto laat het hotel zien in 1918 of '19, tijdens de tweede of derde jaarbeurs. Het hotel profiteerde op meerdere manieren van deze jaarbeurzen. Men kreeg uiteraard extra gasten voor zowel hotel als restaurant en men organiseerde extra evenementen. Maar ook verhuurde men de gevel aan diverse standhouders voor hun reclame-uitingen.

Toen Joh. De Liefde in 1923 kwam te overlijden werd de firma in eerste instantie voortgezet door diens erfgenamen. Al snel daarna echter wilden zij van de zaak af en vonden een bereidwillige koper in de vorm van de “Firma erven A.B. Willems en Zn.” die zich al bezig hield met de exploitatie van het Hotel Willems, twee panden verderop aan de andere zijde van de Zakkendragersteeg. Bij de aankoop kreeg de nieuwe eigenaar ook het recht om de naam Hotel de l'Europe te mogen blijven voeren en dat gebeurde ook.

Eind jaren '20 kregen de plannen van de Gemeente Utrecht voor de verbreding van de Lange Viestraat een steeds definitiever karakter en omdat het terrein van het Hotel de l'Europe zich achter een groot deel van de panden aan die Lange Viestraat uitstrekte, was er eigenlijk geen andere mogelijkheid dan om ook het hotel in deze plannen mee te nemen. In 1934 kwam men tot overeenstemming met de gebr. Willems over de overdracht van het hotel aan de gemeente Utrecht.

Onderdelen van deze overeenkomst kwamen begin 1935 naar buiten. Het bleek toen dat men van plan was om zowel Hotel Willems als het Hotel de l'Europe te slopen en na de verbreding van de Viestraat een geheel nieuw en modern hotel op te richten op de hoek van deze verbrede straat. Toch bestonden er nog vele onduidelijkheden met betrekking tot deze plannen. Vaststaand feit was echter dat de beëindiging van de exploitatie van beide hotels gepland werd op 31 maart 1935.

Deze foto toont het hotel in zijn laatste maand van zijn bestaan. De foto is genomen in maart 1935.

Nog eenmaal op de avond van 29 maart zou het Hotel de l'Europe het middelpunt zijn van een feestelijke avond die ter afscheid door de gebr. Willems werd aangeboden aan de stamgasten en leveranciers van beide hotels. Nog eenmaal werden vele kelen voorzien van spijs en drank en werden de gastheren door menig gast geloofd en geprezen. De sfeer was echter dubbel, want twee dagen later zou het 65-koppig personeel wat tot dan toe trouw zijn werkzaamheden had verricht, onvoorwaardelijk op straat staan. En dat in die moeilijke tijd van de jaren dertig.

De advertentie van begin april 1935 in het U.N. was duidelijk bedoeld om zo profijtelijk mogelijk van de inboedel af te komen.

Er volgde nog een openbare verkoop van de inboedel en al snel daarna begonnen de slopers met hun werk en begon de afbraak. Toch wist het hotel nog eenmaal in de publiciteit te komen, want op 22 mei werden de toen nog overeind staande delen van het pand, alsmede van het buurpand van de Firma Schoonhoven, gebruikt als oefenlocatie voor een regiment van de genietroepen. Een waar schouwspel voor de Utrechtse bevolking.

Foto van de bekende (nieuws)fotograaf F.F. Van der Werf, gemaakt op 22 mei 1935 tijdens de oefening door de genietroepen.

Van de eerder genoemde onduidelijke plannen kwam niet veel terecht en zo ontstond er een braakliggend stuk terrein wat in de jaren erna voor allerlei doeleinden gebruikt zou worden. Pas in 1953 zou Utrecht op die plek weer een hotel terugkrijgen.

   
Vorige afleveringen in deze serie:

deel 2: warenhuis Voortwaarts
deel 1: G.W. van Dillen