Jim TerlingenAanstaande maandag, 7 oktober, is het precies 80 jaar geleden dat onze stad haar grootste razzia meemaakte van de Tweede Wereldoorlog. Deze dag staat in de geheugens gegrift van iedere Utrechter die ouder is dan 85 jaar. Hieronder leest u een ingekorte versie van het hoofdstuk over deze razzia uit mijn boek 'De Joodse Raad van Utrecht' uit 2022.

   

    
7 oktober 1944 

Omdat de geallieerden oprukken, besluiten de Duitsers dat langs delen van de Rijn en IJssel loopgraven en tankgrachten moeten komen. Daarvoor is veel mankracht nodig. Wat volgt zijn oproepen en razzia’s door heel het land.

Op zaterdagochtend 7 oktober 1944 hangen in Utrecht in alle vroegte op veel plekken ineens plakkaten.

Het plakkaat (Uit: Een gewone stad in een bijzondere tijd) Officieele bekendmaking!

Op bevel der Duitsche Weermacht moeten zich heden om 9 uur
alle mannen der stad Utrecht in de leeftijd van 17-50 jaar 
ter uitvoering van graafwerkzaamheden op het Vreeburgplein melden.

Bewijzen van vrijstelling van burgerlijke of militaire instanties
moeten ter controle worden meegebracht.
De bewijzen ontheffen niet van den aanmeldingsplicht.


De terugkeer na beëindiging van de arbeidsinzet is gewaarborgd.

Er moeten worden meegebracht: warme kleeding, stevige schoenen, 
dekens, regenjas, eetgerei, mes, vork en lepel, verder spade of schop.
Meegebrachte fietsen blijven in het bezit van den eigenaar.

De dagelijkse vergoeding bestaat uit goeden kost, rookartikelen en vijf gulden.

Het is ten strengste verboden de stad te verlaten!

De Gevolmachtigde van de Rijkscommissaris
voor de provincie Utrecht, Müller-Reinert 

   
Op de Keulsekade krijgt familie T. ’s ochtends vroeg een waarschuwing van een buurman: “De bruggen aan de westkant van de stad staan allemaal open. Niemand kan de stad uit."

Onder deze dreiging melden zich enkele honderden mannen om 9 uur op het Vredenburg, vooral hen die denken een vrijstelling te kunnen krijgen. Melkboer Bart van Straten (43) van de Abstederdijk is daar niet bij. Ondanks dat hij voor eerdere oproepen vrijstelling kreeg vanwege zijn onmisbaarheid thuis, vertrouwt hij het niet. 

Gewapende Duitse soldaten gaan straat voor straat de huizen langs om mannen op te pakken die zich niet hebben gemeld. De opgepakte mannen worden naar het Vredenburg gebracht en naar het oude Tivoli aan de Kruisstraat. 

Als Van Straten verneemt dat er weldegelijk vrijstellingen worden gegeven, gaat hij rond half elf alsnog naar het Vredenburg. Hij treft daar onder anderen zijn collega-melkboeren Piet Appelhof (Badstaat) en Henk Kraaijkamp (Ridderschapsstraat). Op het Vredenburg staan hekken die ervoor zorgen dat je het plein alleen via controleposten kan verlaten. Er zijn loketjes waar politieagenten en NSB'ers namen noteren. Slechts sporadisch wordt een vrijstelling afgegeven. Van Straten, Appelhof en Kraaijkamp krijgen deze niet.

Op de Buys Ballotstraat sluipt de 41-jarige Wessel te Gussinklo door de tuin achter zijn woning weg, maar de Duitsers schieten hem neer. Verderop, voor het adres Willem Barentszstraat 34, executeren ze hem. Zijn lichaam blijft daar 24 uur als afschrikwekkend voorbeeld liggen. Op deze dag worden nog minstens vier vluchtende mannen in Utrecht neergeschoten.

Dat de razzia niet zachtzinnig en netjes verloopt, blijkt ook uit een brief van NSB-wethouder van Onderwijs Breedvelt. De deur van zijn woning wordt ingetrapt en een zilveren sigarendoos wordt buitgemaakt. "En dat terwijl de heren in mijn kamer een beeld van de Führer gezien moeten hebben".
   

Ervaringen uit de binnenstad

Verzetsman Henk Das (bijnaam ‘Ruurd’) bevindt zich tijdens de razzia samen met een aantal koeriersters in een pand op de Brigittenstraat als ook daar Duitsers op zoek zijn naar mannen tussen de 17 en 50 jaar. In het boek Utrecht in Verzet, 1940-1945 staat beschreven wat er gebeurt:

Voordat de Duitsers in de Brigittenstraat arriveerden, had ‘Ruurd’ zijn telexapparaat in een bedstee op zolder kunnen verbergen, waarna hij zelf in de verst gelegen kelder achter een theekist wegkroop. (…)

De huiszoeking werd verricht door twee Duitsers van wie de ene direct naar boven ging en de ander met een bajonet op zijn geweer afdaalde in de kelder waar ‘Ruurd’ verborgen zat. Kennelijk had hij geen zaklamp bij zich, want hij streek een lucifer af om zichzelf bij te lichten.

Het vlammetje ging vrijwel onmiddellijk uit en de man zocht aarzelend zijn weg in de donkere ruimten, steeds opnieuw lucifers afstrijkend die door de vreemde luchtstromen even snel weer uitdoofden.

Weggedoken achter de kist in het laatste gewelf stond ‘Ruurd’ duizend angsten uit toen de Duitser langzaam naderbij kwam. Waarschijnlijk voelde die zich toch niet erg op zijn gemak in de ongewone omgeving, want toen hij ‘Ruurd’ tot op korte afstand genaderd was, gaf hij zijn zoektocht plotseling op en verdween haastig naar boven.

Bewoner Jo Visser maakte deze foto van een razzia in Goes op 27 oktober 1944 (Foto: NIOD)

Marianne Straus, een nichtje van de joodse banketbakker Simon Straus van de Steenweg, spoedt zich in de ochtend van 7 oktober 1944 van haar werkplek, apotheek Stadig op Catharijnesingel 26, terug naar huis op Oudkerkhof 15 bis. Daar waarschuwt ze haar jongere broer, Max. Uit haar dagboeknotities blijkt dat die dag ook vliegtuigen overvliegen.

Iedereen was zenuwachtig. Op ’t Oudkerkhof was niemand zich gaan melden. Om tien uur bleek dat we niet binnen behoefden te zijn. Om elf uur ben ik naar de apotheek gegaan. Op ’t Vreeburg kwam je niet meer, vanaf de splitsing Bakkerstraat-Elisabethstraat afgezet. Verder helemaal rondom. Catharijnebrug ook.

Je zag toen alleen mannen op straat met Rode-Kruisbanden om of luchtbeschermingbanden of ‘Strassenerlaubnis’. Toch ook nog welke die zich gingen melden. Om twaalf uur ben ik weer naar huis gegaan. 'Om kwart voor twee fiets ik weer bij ons weg en wel even naar tante Rie van O. gegaan. Ik zet mijn fiets daar neer en meteen komen er twee soldaten uit. Ik zie er nog meer lopen. Op verschillende deuren wordt geklopt. Er wordt geschreeuwd en op straat lopen mannen onder bewaking. ‘Ja’, zegt tante Rie, ‘er is controle, huis-aan-huis’. Ik weer naar huis. Ze liepen toen al op de Donkere Gaard en gingen het Domplein op. 

Max heeft zich direct verstopt. Daar beginnen ze me ineens te vliegen zoals we nog nooit meegemaakt hebben. Het heeft vijftig minuten geduurd en men schat 1500-2000 machines, heel zwaar, laag en langzaam richting Nijmegen, zuidoosten. Toen kreeg je luchtalarm, dus niemand kon de straat op.

Om half drie kregen we in de gaten dat de controle ’t Oudkerkhof opkwam. Het was alleen maar geschreeuw van moffen. Ze begonnen bij Dekker aan beide kanten. Bij zich hadden ze een groep mannen die ze gepakt hadden. Eén ruit is er ingetrapt en één deur. Het is niet te vertellen wat het is als je alleen maar die kerels daar rond ziet lopen met revolvers en geweer in de hand en met ’n kleine mitrailleur die ze voor iedere deur planten waar ze binnen zijn.

Toen kwamen ze bij ons. Ik heb de deur opengemaakt. Vier lopen de trap op met de mededeling dat ze zoeken naar partizanen e.a. Ze hebben in iedere kamer gekeken. Eén is er op het dak geweest. Een paar kasten open gemaakt. Ook helemaal boven geweest en toen weer weg. (…)

Op het Oudkerkhof hebben ze de kleermaker meegenomen en nog een paar anderen die ik niet ken. Op de Biltstraat is alles goed gegaan; zaten met twaalf onder. Verder heb ik nog niet veel gehoord. (…)

   
Schrijfster Ina Boudier-Bakker, die woont op de Oudegracht, in haar dagboek:

Om over elven werd ons stuk gracht afgezet en huis aan huis afgezocht naar onderduikers. ’t Was een vreemd gezicht in ons vreedzaam huis te zien binnenstormen, na geweldig belgeluid, drie tot de tanden gewapende soldaten met geweren en handgranaten. Ze deden het vlug en vluchtig en waren gauw weer weg, maar ze waren toch ook op zolder geweest en in de kasten.

Op straat was het toen een triest gezicht. Daar stonden op de brug de stumpers die ze hadden opgehaald, tot onze schrik stond daar ook dokter Haas. Zijn vrouwtje met kleine Hansje kwam erbij. Iedereen stond op straat – ik ook tot mijn eigen verbazing na precies drie maanden.

Aan de overkant stond een groepje voortgedreven als misdadigers tussen gewapenden. Een boetenjongen met paard en kar die argeloos aan kwam rijden werd ook buitgemaakt. Een oude boer kwam later kar en paard wegrijden. Later op de dag zijn dr. Haas en de schilder Pyke Koch teruggekomen. Klein Hansje holde heel alleen langs de gracht naar de brug waar zijn vader stond. Klein zonnetje – helemaal onbewust van alles.

Ina Boudier-Bakker. Maker van de foto in 1935/1940: Francis Kramer, inkleuring in 2020: Jim Terlingen

Op het Vredenburg moet rond 14 uur een grote groep mannen in een lange rij gaan staan, waarna ze onder gewapende begeleiding moeten lopen naar Hilversum en Huizen. Rond middernacht gaan ze verder met de boot naar Kampen (nabij de IJssel). 

Een andere groep gaat pas tegen middernacht weg van het Vredenburg, na een lange dag hangen en staan. Deze groep loopt naar kamp Amersfoort en gaat daarna met de trein verder via Apeldoorn naar Zevenaar (nabij de IJssel en de Rijn).

Een man uit de tweede Vredenburg-groep is Henk Meulenbelt (29). Hij vertelt na de oorlog over de reis:

De nachtelijke tocht was heel erg. Allen waren uitgeput door die vele uren staan en doelloos rondhangen op het Vreeburg. Bovendien was de algemene voedingstoestand reeds sterk achteruitgegaan en kon vrijwel niemand meer over zijn normale uithoudingsvermogen beschikken. Enfin, onder veel geschreeuw en lawaai werden we voortgedreven door de mistige kou. Ik zag zelfs een bakkersknecht, die alleen maar zijn witte jasje aan had en verder niets. (…)

De kameraadschap was goed. Zo kreeg ik van een volslagen onbekende de helft van zijn brood, tien gulden en één van zijn twee dekens. Om omstreeks 4 of 5 uur marcheerden we het concentratiekamp binnen.

Ook Van Straten, Appelhof en Kraaijkamp zitten in de tweede groep. Zij worden aan het werk gezet bij Pannerden, onder Zevenaar.

Achteraf blijkt dat die dag ongeveer 5500 mannen zijn afgevoerd. Verzetskrant Het Parool houdt het in een speciaal bulletin op 9000 man en schrijft dat mannen die tijdens de razzia probeerden te vluchten, zijn neergeschoten.

Deel uit het speciale bulletin van de illegale krant Het Parool op 9 oktober 1944

Op zondag 8 oktober is het in Utrecht rustig in de kerk, schrijft de katholieke Marianne Straus: 

De zondag is rustig verlopen. Er is niets bijzonders gebeurd, maar iedereen was natuurlijk doodzenuwachtig. De kerk was leeg, vooral de mannenafdeling waar nu alleen oude heertjes zaten.

En weer een dag later:

De burgemeester heeft tot de vrouwen wiens mannen weg zijn gesproken en gezegd dat ze kalm en flink moesten zijn, weer normaal leven en iedereen kon weer op straat gaan.

Meteen daarna schrijft ze cynisch “Wat zijn ze aardig”.

In veel Utrechtse families worden anno 2022 uit de overlevering nog verhalen verteld over deze razzia. Bij Tilly Peschier in de familie gebeurde dat juist niet, maar ze heeft nog wel het hoefijzer dat haar schoonvader tijdens het uitvoeren van zijn verplichte werkzaamheden vond in Didam. Daarop schreef hij de data dat hij van huis was.

Het hoefijzer van Tilly's schoonvader met de tekst 'Didam, 7 okt-20 nov 1944'.

PS. In Rotterdam wordt de razzia aldaar (10 en 11 november 1944) elk jaar herdacht. Dat was toen wel de grootste van de Duitsers in Nederland. Zo'n 52.000 mannen van 17 tot en met 40 jaar werden weggevoerd om te werken.

PS2. Utrecht heeft, anders dan Amsterdam en Rotterdam, geen georganiseerde razzia's gekend tegen de joodse inwoners. 

Reageren? terlingenschrijft@kpnmail.nl
Zie ook: www.jimterlingen.nl