Westbroek - Eerste en Eredivisie Utrechts
Gepubliceerd: zaterdag 12 maart 2016 07:00
Henk Westbroek - Een verre vriend van me had pas voor veel te veel geld een huisje gekocht in de Amsterdamse Jordaan. Omdat ik hem een schilderijtje schonk waar ik op uitgekeken was maar hij juist niet, nodigde hij me uit om voor het eten bij hem thuis een biertje te gaan drinken.
In zo’n Amsterdamse buurtkroeg waarbinnen je van die gezellige Amsterdamse klandizie verwacht; royaal uitgerust met echte hartverwarmende Amsterdamse humor. Op basis van de meest prominente tongval in het café moest ik al snel de conclusie trekken dat ik in een Brabantse oase beland was. In Amsterdam wonen - begreep ik later pas - nauwelijks Amsterdams pratende mensen meer omdat die - meestal als gevolg van een vruchteloze zoektocht naar een betaalbare woning - verdreven zijn naar Purmerend en Almere.
In Utrecht wonen ook niet al te veel Utrechters meer. Die hebben hun heil gezocht in Houten, Maarsenveen, IJsselstein of een andere randgemeente waar betaalbare en comfortabele huurhuizen en koopwoningen te vinden zijn. Hun lege plaatsen in Utrecht zijn ingenomen door immigranten van ver buiten Utrecht, door hoog opgeleide mensen die hier volop aan de slag kunnen en door jaarlijks meer studenten.
U hoort mij hier niet over klagen want het zijn allemaal overwegend aardige mensen met slechts 1 gebrekje dat niet eens verwijtbaar is; ze spreken geen woord fatsoenlijk Utrechts. In de Gemeenteraad hoor je dat overduidelijk. De voertaal is daar namelijk Haags. Van dat lichtelijk bekakte Haags bedoel ik dan, want dat wat Haagse Harry spreekt kom je bij ons in de Gemeenteraad helaas niet tegen.
De eigentijdse Utrechters die geen goed lopende zin Utrechts meer kunnen spreken, houden vaak wel van het accent. Dat merk je als er op zijn gemaakt Utrechts een balletje gehakt van de lunchkaart in een restaurant besteld wordt. Of als iemand op zijn Utrechts gekscherend voor achterlijke gladiool wordt uitgemaakt.In deze gevallen gaat het dan niet om de vleesbal dan wel de menselijke bloem, maar om de humoristische eigenschap die het accent blijkbaar heeft. In de oren van mensen die het niet spreken kunnen en die hun kennis van het accent opgepikt hebben uit televisiereclames of de conferences van Tineke Schouten.
Ik vind Tineke een beminnelijke vrouw, maar ze spreekt vanuit een puristische visie op het lokale accent geen vlekkeloos Utrechts. Aangeleerd Utrechts vertelde ze me toen ik haar daar eens naar vroeg. Dat geeft niks trouwens want ik ben al dolblij dat ze haar best doet om Utrechts te spreken en voor alle duidelijkheid; het mijne is niks beter dan dat van haar.
Niet iedereen kan het nou eenmaal zo magistraal als Herman van Veen. Herman komt uit de Vogelenbuurt en als hij het op zijn Utrechtse heupen krijgt bewijst hij niet alleen dat het een Utrechts taalwonder is, maar ook dat ons accent door het bizarre woordgebruik inderdaad als vanzelf op de lachspieren werkt.
Rijk de Gooyer sprak ook Utrechts op eredivisieniveau. Laat het nou op de kop af 60 jaar geleden zijn dat hij “Als ik boven op de Dom kom“ schreef. Met kop en schouder het beste lied in het Utrechtse dialect van pakweg de laatste 120 jaar. Vanwege dit liedjubileum verdient Utrecht dit jaar een eenmalige Rijk de Gooyer dag. Een dag waarop iedereen naar vermogen probeert om correct Utrechts te praten. Gewoon om elkaar te laten lachen.
(Dit artikel verscheen in eerder in De Oud-Utrechter en is met toestemming van de auteur overgenomen.)