Van Tongerloo - Mijn eerste huis

Gepubliceerd: dinsdag 15 april 2025 01:37
Herman van Tongerloo is een Utrechtse zanger, saxofonist, liedjesschrijver en librettist. Voor Nieuws030 schrijft hij met regelmaat korte impressies over de vele Utrechtse plekken waar hij vaak is geweest en die zijn leven hebben gevormd. Dit is deel 1, 'Mijn eerste huis'.
Eind 1949 vluchtten mijn moeder en vader weg uit Gouda, uitgejouwd door een clubje (gereformeerde) bonders. Ze waren net getrouwd; zij al wat langer zwanger en hij in een Amerikaans pak, de hoed op zijn schoot. Zo zaten ze voor het eerst in de blauwe lijn 3 van het Centraal Station naar Zuilen.
Samen op de achterbank onder de rook van Werkspoor en Demka, de rook die elk jaar een mooi laagje as onder de beschoten kap van het huis bleek neer te leggen. Ze moesten het Julianapark voorbij, dan de bieb. Daarnaast zou het zijn: Amsterdamsestraatweg 528 of 524.
Ik was nog niet geboren. Mijn vader leeft al een tijd niet meer. Ook mijn moeder is dood. Ik kan niet meer vragen welk nummer het precies was. Ik mis mijn moeder. Later heeft ze mij verteld, dat het een etagewoning was. Beneden woonde een oude vrijster. Die was afstandelijk en nors. In de permanente schemering in het huis voelde mijn moeder zich niet welkom.
De eerste maanden was ze veel thuis om haar buik wat rust te geven en kon ze de buurvrouw overal in het huis tegenkomen. Dat kwam zo: de bewoners van de twee etages hadden op elke verdieping een kamer, de éne aan de voorkant en de andere aan de achterkant en omgekeerd. Alles in dat huis zat in een soort vreemde draai, een trap naar boven met vele deuren, waardoor je uiteindelijk op het dak terecht kwam.
Mijn vader had in Zuilen een nieuwe baan bij de Demka, een staalfabriek met meer dan 4000 medewerkers. Hij was Chef Koudbewerking, op een afdeling waar 150 arbeiders zonder de hitte van de ovens staal vervormden; ze konden bijvoorbeeld heel goed ‘draad trekken’. Hij was er de baas, dus ook op zaterdag en vaak zelfs op zondag ging hij nog even kijken of alles daar nog goed ging.
Mijn moeder was ontslagen bij de Spaarbank in Gouda. Als je als vrouw trouwde, werd je ontslagen. Eervol, denk ik, maar toch. Het was haar lievelingsbaan. Ze was in Zuilen dus plotseling hele dagen aanwezig in het draaiende huis met mij in haar buik. En ze probeerde te koken. Daarbij vroeg ze via een briefwisseling raad aan haar moeder. Later heeft ze haar echtelijke rol wat versterkt door kookcursussen te volgen. Dat leverde waanzinnige verrassingen op in mijn late kleutertijd. Zoals macaroni met ham en kaas, tot het uiteindelijk mijn strotje uit kwam; ze kon niet meer stoppen.
Op 10 mei 1950 werd ook ik bewoner van de ASW. Niet alleen het geboorteregister maakt daar melding van, ook in mijn moeders kleine linnengrijze agenda staat op 10 mei in haar elegante schrift: ‘Herman is geboren om 4 uur 5'.
Eén keer schijn ik een poging gedaan te hebben om uit de kinderwagen te ontsnappen. Ik was reeds in vrije val toen mijn vader me met een duikgreep bij mijn enkel wist te grijpen. Hij was erbij. Het moet dus een zondag geweest zijn.
Mijn wieg, uit het draaiende huis, staat nu bij mij op zolder. Een rieten mand op een zwart buizenframe, bekleed met katoen. Een soort theedoekenstof met roodwitte blokjes. Ik weet niet meer of die lekker lag. Mijn zus heeft er ook nog in gelegen. Maar zij was de laatste; niemand wil hem meer.
Na een half jaar aan de Amsterdamsestraatweg werd de woning op de derde verdieping van de Prins Bernhardlaan opgeleverd, op het hoekje met de Fokkerstraat. Ik had er zin in, maar was me daar nog niet van bewust.