Van Oosten - Walging van de Utrechtse politiek (3)
Gepubliceerd: donderdag 1 februari 2018 10:01
Kees van Oosten - In 2017 waren er 289.456 mensen in Nederland lid van een politieke partij. Het lijkt veel, maar het was maar 1,7% van de bevolking. Dat is niet veel. Ter vergelijking: in 1978 waren het er 600.643. Ook niet veel, maar toen was dat nog 4,3% van de bevolking. Over een wat langere periode zie je een voortdurende daling van het aantal mensen dat lid is van een politieke partij. De vraag is of we daar rouwig om moeten zijn. Ik denk van niet. Wat mij betreft sterven die politieke partijen af.
Officieel is de functie van politieke partijen dat ze het volk de kans geven te kiezen tussen uiteenlopende politieke programma's en doelstellingen. Vóór of tegen meer sociale huur, vóór of tegen meer autowegen, voor of tegen meer energiebesparing, etc. De praktijk is echter dat, hoewel er verschillen zijn tussen verkiezingsprogramma's, het nauwelijks uitmaakt welke politieke partijen met elkaar in het college zitten.
De ontwikkeling van het Utrechtse stationsgebied laat zien dat het niets uitmaakt wie er in het college zitten. Je moet het vergelijken met een mammoettanker die een bepaalde koers vaart. De ene keer staat er een Leefbaar-wethouder aan het roer, de andere keer een PvdA-wethouder en daarna een D66-wethouder. De koers blijft echter gelijk: zoveel mogelijk beton, kantoren, winkels en auto's en zo min mogelijk groen. Volkomen tegengesteld aan de uitslag van het referendum in 2002.
Dát wethouders niets te vertellen hebben en in feite slechts duurbetaalde woordvoerders zijn van de ambtelijke dienst is onder bestuurskundigen al tientallen jaren een open deur. Hoogleraar en staatsraad Crince Le Roy stelde dat in 1969 vast in zijn oratie over de 'vierde macht'. Hoogleraar Van Boven stelde in 2001 dat de macht van de ambtelijke dienst alleen nog maar verder was toegenomen. Dat verklaart dat wethouders ook verantwoordelijkheid nemen voor beslissingen die tegen de idealen van hun partij indruisen.
Eén van de eerste voorstellen van Robert Giesberts (GroenLinks) was een einde te maken aan de vergunningsplicht voor het kappen van bomen. Het waren uitgerekend PvdA-wethouders die verantwoordelijkheid droegen voor het massaal slopen van sociale huurwoningen. Lot van Hooijdonk (GroenLInks) loopt voorop wat betreft het aanleggen van een nieuwe snelweg langs Overvecht die zeer veel doorgaand verkeer gaat aantrekken dat niets in Utrecht te zoeken heeft.
Het beroerde is dat fracties in de gemeenteraad sterk de neiging hebben om vierkant achter hun wethouder te gaan staan en vierkant achter het college waar hun wethouder in zit. Geen betere manier dus om de snelweg langs Overvecht of de parkeergarage onder het Jaarbeursplein door te douwen dan GroenLinks de wethouder te laten leveren voor verkeer. Dan gaat de fractie van GroenLinks immers vanzelf mee. Geen cent extra voor armoedebestrijding? Zorg gewoon dat GroenLinks in het college zit en ook de fractie gaat akkoord.
Het valt nu niet moeilijk te begrijpen waarom steeds minder mensen lid worden van een politieke partij. Steeds meer mensen begrijpen dat het niets uitmaakt op welke partij je stemt en of je van een partij lid bent of niet. De vraag is wat mensen nog beweegt om wél lid te zijn of te blijven van een politieke partij en zich daar ook nog voor in te zetten in verkiezingstijd.
Voor een kleine categorie is de voornaamste reden dat een actief lidmaatschap van een politieke partij helpt bij het klimmen op de maatschappelijke ladder: de baantjesjagers. Voor die baantjesjagers maakt het niet veel uit of ze nu lid worden van de PvdA, GroenLinks, D66 of de VVD, als het maar een partij is die in de lift zit, want daar is de kans op een baantje het grootst. Die baantjesjagers zorgen er natuurlijk voor dat gewone leden niets te vertellen hebben in hun partij want goed geïnformeerde leden zouden wel eens rivalen kunnen zijn. Baantjesjagers klagen ook altijd dat ze alles alleen moeten doen.
Maar wat beweegt mensen lid te zijn en te blijven van een politieke partij die niet tot de categorie baantjesjagers behoren? Ze hebben in die partij niets te vertellen en worden door de baantjesjagers overal zoveel mogelijk buiten gehouden. En toch lopen ze niet weg. Wat die mensen beweegt is dat ze het gevoel willen hebben voor een goede zaak op te komen. Idealistisch ingestelde mensen. Maar vaak zijn die mensen ook op zoek zijn naar vriendschap en saamhorigheid. Motieven die ook een rol spelen bij het lid worden van een kerkgenootschap of gezelligheidsvereniging.
Aardige mensen die veel om vrienden geven en graag het gevoel willen hebben voor een goede zaak op te komen lopen niet snel bij een politieke partij weg en zeker niet een partij met uitgesproken idealistische doelstellingen. Dan raken ze hun vrienden kwijt en krijgen ze verwijten dat ze het grote ideaal in de steek laten. En dus weten ze liever niet precies welke beslissingen er door hun raadsleden en hun wethouder genomen worden en waarom. Voor hun gemoedsrust is het beter te geloven dat hun partij aan de goeie kant staat en dus vinden ze kritiek op hun partij en partijgenoten vervelend. Discussiebereidheid is dan ook ver te zoeken.
Trouwe partijleden denken dat ze een goede zaak dienen door lid te zijn en te blijven van hun partij, maar ze lopen het grote risico dat ze in feite een zaak dienen waar ze heel erg tegen zijn. Ze zijn bijvoorbeeld heel erg voor bomen, maar hun wethouder Giesberts wil het kappen zonder kapvergunning mogelijk maken, hun wethouder Hooijdonk ijvert voor de snelweg langs Overvecht waarvoor honderden bomen gekapt moeten worden en hun fractie doet niets tegen de kap van 600 monumentale bomen voor de golfbaan De Haar. Of ze zijn heel erg tegen steeds meer autoverkeer, maar hun wethouder en hun fractie stemmen in met de parkeergarage onder het Jaarbeursplein.
De vraag die partijleden zich tegenwoordig gelukkig steeds vaker stellen is of zij hun loyaliteit en de vriendschap en de saamhorigheid die hun partij biedt niet veel te zwaar laten wegen, zo zwaar dat ze steeds meer slikken dat hun fractie en hun wethouders verantwoordelijkheid nemen voor plannen die haaks staan op hun idealen. Ik denk dat dáár de verklaring ligt voor het dalend ledental van politieke partijen. Mensen worden minder naïef, gaan steeds beter begrijpen dat ze als dom stemvee worden gebruikt en laten zich steeds minder voor het karretje spannen van de baantjesjagers die het in de politiek voor het zeggen hebben. De daling van het ledental van politieke partijen is dus eigenlijk een hele goede zaak. Het is een teken van toenemende mondigheid.