Van Oosten - Geen urgentie voor Bart de Vries
Gepubliceerd: maandag 15 januari 2018 14:03
Kees van Oosten - Vorige week diende bij de rechtbank het beroep van Bart de Vries tegen het besluit van het college Utrecht hem urgentie te weigeren. Hij vroeg die urgentie een jaar geleden aan omdat hij met zijn handicap en rolstoel niet meer uit de voeten kon in de woning in het pakhuis Heuveloord 17. Reden van de weigering: De Vries laat geen zelfstandige woning achter. Dat klopt want de woning in het pakhuis is en was geen officiële woning.
Het Vierde Huis - dat de urgentieaanvraag beoordeelde - noch de jurist van het college - die het bezwaar tegen de weigering behandelde - zijn wezen kijken hoe De Vries 'woonde' in het pakhuis. Ze hebben dus niet gezien hoe hij via een stalen laddertje in het pakhuis bij zijn woning moest komen en via stalen laddertjes van zijn woning bij de keuken en het toilet. Dat kon ze niet schelen, want als je geen zelfstandige woning achterlaat kom je volgens de Utrechtse huisvestingsverordening niet voor medische urgentie in aanmerking.
Drie jaar geleden werd bij De Vries een 'progressieve loopstoornis en gevoelsstoornissen in de voeten' vastgesteld. Zijn zenuwen sterven langzaam maar zeker af en het lopen gaat steeds slechter. Hij kan nog geen tien stappen doen. De aandoening wordt niet behandeld, want het is niet bekend wat er tegen valt te doen. Het enige wat de specialist hem kon vertellen is dat het alleen maar erger wordt. Volgens de verklaring van de specialist van 27-1-2017 heeft De Vries een rolstoeltoegankelijke woning nodig.
De Vries is geboren en getogen in Utrecht en woonde tot 10 jaar geleden in een officiële huurwoning. Toen hij scheidde moest één van beiden de woning verlaten. Omdat een andere huurwoning er niet in zat, was hij blij de niet-officiële woning in het pakhuis te kunnen betrekken. Waarom iemand die al die tijd niet ten laste komt van het Utrechtse huurwoningbestand maar wél in Utrecht woont daarom niet voor urgentie in aanmerking komt, wordt niet in de huisvestingsverordening uitgelegd.
Het wel of niet achterlaten van een woning heeft met medische urgentie natuurlijk niets te maken. De jurist van de gemeente kon dat de rechtbank ook niet duidelijk maken. Zo stond het nu eenmaal in de Utrechtse huisvestingsverordening. En omdat De Vries geen zelfstandige woning achterlaat, besloot het college om dan ook maar niet te onderzoeken of er van medische indicatie of urgentie sprake is. Het Vierde Huis, dat over de aanvraag besliste, had en heeft De Vries nog nooit gezien.
Volgens het Vierde Huis en het college moest De Vries eerst maar eens een rolstoelindicatie aanvragen. Waarom dat nodig is is onduidelijk, het spreekt immers vanzelf dat iemand die zich alleen in een rolstoel kan verplaatsen een woning nodig heeft die voor een rolstoel geschikt is. Bovendien, ook als De Vries een rolstoelindicatie zou hebben laat hij geen zelfstandige woning achter en komt hij volgens de regels dus niet voor een medische urgentie in aanmerking. Mét een rolstoelindicatie en zonder urgentie moet hij ook wachten tot hij rijp is voor het verpleegtehuis.
Voor wie niet aan de voorwaarden voor urgentie voldoet, kan volgens de huisvestingsverordening de hardheidsclausule worden toegepast. Maar volgens het Vierde Huis en het college komt De Vries daar ook niet voor in aanmerking, want (en dan komt de idiote redenering): hij voldoet immers niet aan de voorwaarden voor urgentie. En dus hebben het Vierde Huis en het college ook niet onderzocht of De Vries misschien voor toepassing van de hardheidsclausule in aanmerking komt.
Dat het pakhuis waar De Vries zijn niet-officiële woning had op kerstavond is uitgebrand en dat hij zich daar door zijn invaliditeit ternauwernood uit heeft weten te redden bracht het college niet tot een ander inzicht. De Vries moest maar bij de Tussenvoorziening aankloppen. Moeilijk te begrijpen is waarom iemand in een rolstoel met een progressieve spierziekte door het college gerekend wordt tot de mensen die vanwege sociaal-maatschappelijke of psychische omstandigheden kwetsbaar zijn (de doelgroep van de Tussenvoorziening).
De rechtbank doet over zes weken uitspraak. Als De Vries gelijk krijgt, moet het college het besluit overnemen. De gemeente kennende wordt dan hetzelfde besluit genomen op iets andere gronden en moet De Vries wéér beroep instellen dat dan pas na een half jaar wordt behandeld. De vraag is of De Vries, gezien zijn progressieve spierziekte, het einde van de juridische strijd nog meemaakt als wethouder Paulus Jansen of de politiek zich er niet mee gaan bemoeien.