Van Oosten - Baantjesjagers
Gepubliceerd: woensdag 4 juni 2014 13:25
Het aardige van liberale politici is dat ze er eerlijk voor uitkomen wat hun drijft. Bij linkse en progressieve politici gaat dat vaak schuil achter vrome en idealistische praatjes. In de column van VVD'er Andre van Schie in Dichtbij van 4 juni legt hij echter helder en eenvoudig uit waar het in de politiek eigenlijk om gaat.
'De meest begeerlijke zetels die de raad mag vergeven zijn die van de wethouders. Een wethouder heeft macht en invloed, een mooie kamer op het stadhuis met duizenden ambtenaren én een flink salaris. Dat willen de meeste raadsleden ook wel, al zal bijna niemand het nuchter toegeven.' en 'Uiteindelijk was er dus maar één raadslid die er met de hoofdprijs vandoor mocht. Maar er zijn gelukkig ook troostprijzen'.
Wat Andre van Schie schrijft is niets anders dan wat je kan lezen in klassieke werken van sociologen over het functioneren van de democratie. Alleen worden die nauwelijks gelezen, zodat op macht beluste politici er in slagen het volk wijs te maken dat zij alleen door nobele motieven worden gedreven. Ik kijk met spanning uit naar de volgende columns van Andre van Schie. Dat er vele mogen volgen.
De grote vraag is natuurlijk of we er nu zo gelukkig mee moeten wezen dat de politiek het strijdtoneel is van baantjesjagers. De partij Algemeen Belang Oldenbroek dacht daar anders over en besloot de wethouder die zij mochten leveren te werven en te selecteren door middel van een open sollicitatieprocedure. Het werd Lydia de Groot met acht jaar bestuurservaring (politieke voorkeur onbekend). De selectieprocedure was zoals het in het bedrijfsleven gaat. In twee opzichten een belangrijke verbetering.
In de eerste plaats zitten wij natuurlijk helemaal niet te wachten op wethouders die hun baantje te danken te danken hebben aan hun vooraanstaande positie in een politieke partij. Dat is zelden een bewijs van de deskundigheid die zij nodig hebben om aan ambtenaren leiding te geven.
In de tweede plaats zou het goed zijn (aspirant) raadsleden het vooruitzicht te ontnemen dat zij via dat raadslidmaatschap een goeie kans hebben op een mooie kamer en een flink inkomen. Misschien krijgen we dan raadsleden die zich in de eerste plaats geroepen voelen het volk te vertegenwoordigen.
Kees van Oosten