Van den Berg - Op bezoek bij tante Loes
Gepubliceerd: vrijdag 5 juni 2020 16:43
Ton van den Berg - "Ha, fijn dat jullie er zijn." Ja, dat is mijn petekind," zegt ze tegen een verzorgster en wijzend op mijn vriendin. "Ik hoor jullie niet. Wat? Ja, ik heb mijn gehoorapparaat in, de batterijen zullen wel op zijn. Als Henkie komt zal hij wel nieuwe batterijen bij zich hebben. Fijn, dat jullie er zijn. Er is niemand ziek hier, hoor. Gelukkig niet. Jullie ook allemaal in orde? Nee, zoiets heb ik nog nooit meegemaakt, en ik ben 89."
We zijn op bezoek bij tante Loes, 91 jaar, in een verzorgingshuis in Leidsche Rijn. Om haar te kunnen spreken moet vantevoren een afspraak worden gemaakt en moeten we ons vervoegen in de tuin. Daar staat een glazen kas waar we naartoe geleid worden door een mevrouw met mondkapje. Of we eerst het papiertje aan de glazen deur willen lezen. Daarop instructies, ook dat je van de geluidsapparatuur af moet blijven en of we zelf koffie of thee willen inschenken (er staat een vraagteken achter).
Voordat we naar binnen gaan moeten we onze handen wassen met desinfecterende handgel en als we zitten gaat ze tante Loes halen. We krijgen een half uur met haar terwijl er al bijna tien minuten voorbij zijn, en voordat ze er is is er een kwartier voorbij (een verzorgster, zonder mondkapje, die haar brengt zegt dat ze eerst naar het toilet moest).
Tante Loes zit aan de andere kant van het glas van de in twee stukken gedeelde tuinkas. Ze herhaalt: "Fijn dat jullie er zijn. Zoveel bezoek krijg ik niet hoor, en wat er binnen zit, zit er ook maar te zitten. Of er wat te doen is? Veel minder, maar er komt wel eens een zanger. Ik vind dat wel leuk. Er zijn er die zeggen dat het niks is, maar die zeuren. Ik vind het wel fijn als er even afleiding is."
"Die zanger komt dan in de koffiekamer. Komen jullie daar ook? Mag dat niet? Oh, het lijkt wel een gevangenis. Niet dat ik weet wat dat is want ik ben nog nooit in een gevangenis geweest. Maar ik heb dan ook nog nooit zoiets meegemaakt en ik ben 89. Maar fijn dat jullie er zijn."
"In de oorlog heb ik difterie gehad, dat was een keelziekte, dat was heel erg en veel kinderen kregen het, in mijn klas waren er zeven kinderen die er dood aan gingen. Ja, die difterie kon je krijgen van andere kinderen. Bij ons thuis hing er toen een papiertje aan de deur dat er difterie was bij ons binnen. Mooi was dat de Duitsers dan wel doorliepen."
"Dus jullie moesten via de tuin? Het lijkt wel een gevangenis, maar gelukkig zijn we gezond, niemand hier heeft het. Maar het is wel net een gevangenis. Niet dat ik weet hoe dat is want ik ben nooit in een gevangenis geweest en ik heb nog nooit zoiets meegemaakt en ik ben 89."
Als het 'half uur' voorbij is komt de mondkapjeverzorgster weer om ons uit de tuin te geleiden en zegt: "Over een kwartier komt er weer iemand anders voor een bezoek en ik moet de boel nu eerst gaan schoonmaken." We beloven tante Loes weer gauw terug te komen. "Fijn dat jullie er waren, zoveel bezoek krijg ik niet." Ze zwaait vanachter het glas, de 91-jarige vrouw die dit nooit eerder heeft meegemaakt.