Onder de noemer ‘Zwerfhond’ schrijft Raymond Taams onregelmatig korte columns, die hij in viertallen op Nieuws030 publiceert. Vandaar de titel 'Zwerfhondjes'.
 

Calorieën
Vanaf het Jaarbeursplein kon ik kiezen tussen de trap of de roltrap naar boven, naar het station. Ik koos de roltrap met de gedachte ‘dan betaalt de gemeente Utrecht de energie’. Mijn lichaam zou enkele calorieën besparen door zichzelf niet omhoog te hoeven bewegen, het scheelde geen slok op een borrel, maar wel een hap van een boterham. 

Voor de grap typte ik even later ‘energieverbruik menselijk lichaam’ in op Google, en kwam op sites terecht waar je kunt berekenen hoeveel calorieën je per dag nodig hebt. Vroeger, toen het economisch nog goed ging, bezocht ik zulke sites weleens wanneer ik bang was om te zwaar te worden. In 2004 bijvoorbeeld, nadat mijn eerste vriendinnetje het uitmaakte en ik neurotisch bleef denken dat het aan mijn buikje lag.

Als je lang genoeg wacht, kunnen dingen in een tegenovergesteld licht komen te staan, leren we van de hierboven beschreven piepkleine gebeurtenis.
 

Smalltalk
In een gepolariseerde tijd als de onze is het aantal onderwerpen waarover je het vanzelfsprekend eens bent klein. Jehovah’s getuigen zijn zo’n onderwerp. Iedereen lijkt de ongevraagd aanbellende geloofsverkondigers irritant te vinden. Ik heb zelf in ieder geval nog nooit meegemaakt dat iemand een potje kankeren op Jehovah’s getuigen in een verjaardagskring onderbrak met de opmerking ‘Maar ik vind Jehovah’s getuigen wel leuk’. 

Onderling doen Jehovah’s getuigen ook aan smalltalk, realiseerde ik mij toen ik vanmorgen op station Utrecht Vaartsche Rijn twee middelbare vrouwen over koetjes en kalfjes hoorde babbelen naast hun rek vol Bijbels en tijdschriften. Het gesprek was verder weinig interessant, ze hadden het geloof ik over een gezamenlijke kennis die net was geopereerd. 

Wat nu als twee Jehovah’s getuigen om gespreksstof voor een luchtige conversatie verlegen zitten, vroeg ik me plotseling af. Kunnen ze dan terugvallen op een algemeen gedeelde ergernis? En welke ergernis zou dit zijn?
 

Condoom
Ik zag een gebruikt condoom liggen op onze Transwijkse galerij, en stuurde daarvan een foto naar de buren-appgroep met de tekst: graag even je gebruikte condoom oprapen. Omdat niemand reageerde en ik zoiets had van ‘ja moet ik dat doen?’, mailde ik de foto naar de beheerder van het gebouw, die hem op zijn beurt naar het schoonmaakbedrijf doorstuurde.  

Door de correspondentie was het condoom niet langer een anoniem, rondslingerend voorwerp. Twee e-mails en één WhatsApp-bericht waren aan hem gewijd, er was sprake van een beginnend dossier. Een week later lag hij er nog. Opnieuw verzond ik een mail naar de beheerder van het gebouw, die hij wederom doorzette naar de schoonmaakdienst.

Gelukkig bleef het condoom ook in de weken daarna op zijn plek, zodat we elkaar berichten konden blijven sturen over zijn bestaan. De uitgeprinte digitale conversatie wordt binnenkort, samen met het condoom, tentoongesteld in een museum voor moderne kunst.
 

Dichtbij
Ik werd geboren in 1981, in de Amsterdamse Rivierenbuurt, op steenworp afstand van het huis waar Anne Frank woonde tot ze onderdook. 1981, zesendertig jaar nadat ons buurland een industriële massamoord uitvoerde. Objectief beschouwd is het krankzinnig dat ik, mij het grootste deel van de tijd veilig wanend, opgroeide tot zelfgenoegzame 42-jarige. Verstandelijk gezien had ik nimmer reden mij geborgen te voelen: zesendertig jaar is zo voorbij, weet ik nu ik tweeënveertig ben. 

Dobberend richting Derde Wereldoorlog, kan het me nog altijd weinig schelen. Mijn ouders zijn dood, ik heb geen kinderen, de Russen komen maar, of niet. Als ze komen, gedraag ik mij waarschijnlijk opportunistisch, zoals achtennegentig procent van de Nederlandse bevolking, we zijn nu eenmaal geen heldhaftig volk. Op 4 en 5 mei galmen overal in het land plechtige woorden, dat is goed, we hebben onze vrijheid daadwerkelijk te danken aan mensen die bereid waren ervoor te sterven.