Taams - Verbeelding op Utrecht Centraal
Gepubliceerd: vrijdag 8 april 2016 08:00
Raymond Taams - Verbeeldingskracht geeft macht. Je kunt er uitvindingen mee doen. Denk aan Steve Jobs, die de iPhone voor zich zag. Of er verhalen mee verzinnen die je lezers de adem benemen. In tijden van terreurdreiging is verbeeldingskracht soms een beetje een handicap. Alles heeft een keerzijde, je grootste kracht is tevens je zwakte, dat soort clichés.
Mijn fantasie brak me vier geleden voor de eerste keer op na een terreuraanslag. In een bioscoop in Amerika was een schutter binnengedrongen tijdens een voorstelling van Batman. De avond erop hadden wij voor diezelfde film gereserveerd bij de bios op Hoog Catharijne in Utrecht. “Sorry jongens, ik ga niet”, zei ik in de groepsapp tegen mijn vrienden. “Ik weet heus wel dat ik niet word neergeschoten, maar ik zit gewoon niet lekker. Ik zie de hele tijd die deurtjes van de zaal naar de foyer openklappen en een man met bivakmuts en machinegeweer binnenstormen."
“Come on Ray, this is not America man”, werd er gereageerd. Daarna werd ik uitgelachen, en misschien ook wel terecht. Maar ik had gewoon last van dat verdomde overschot aan verbeeldingskracht.
Gisteravond liep ik over het Centraal Station van Utrecht. Het was nog licht buiten; reizigers stiefelden met de onrust van de lente in hun lijf over de perrons. Uit het niets begon ik te fantaseren over een plotselinge explosie en rondvliegend metaal. Ik zou een paar meter opzij geblazen worden door de drukgolf en daarna een gapende wond in mijn nek voelen. Er gutst bloed uit en ik kan niet precies zien hoeveel en hoe snel. Ik raak in paniek; ik wil leven, ik wil niet dood. Ik denk aan mijn moeder, zij zit waarschijnlijk nietsvermoedend thuis op de bank.
Duizelig, trillend en benauwd probeer ik mensen aan te klampen. Maar iedereen rent weg. Nog nooit voelde ik me zo eenzaam. Mijn benen zijn zo slap geworden dat ik niet meer kan staan. Ik zak door mijn knieën. De stenen voelen ondanks de prille lente hard en koud.
Tientallen benen en schoenen rennen voor mijn ogen totdat ik ze niet meer herken als benen en schoenen. Al snel volgt het eeuwige zwart, het eeuwige niets. Bang voor de dood ben ik dus eigenlijk helemaal niet.
Het is die verdomde verbeeldingskracht die regelmatig voor een zeurende jeuk in mijn hersenen zorgt. Hopelijk wordt dat ongemak een keer gecompenseerd door de royale inkomsten uit mijn boeken en uitvindingen.
(Deze column is eerder deze week gepubliceerd in De Metro en is met toestemming van de auteur overgenomen.)