Taams - Terug naar de Scheendijk - feuilleton (8)
Gepubliceerd: maandag 14 september 2020 06:00
Raymond Taams - Op de eerste vrijdagmorgen van augustus, een bijzonder hete dag, stond Lars om half elf voor mijn neus. “Met die hitte is het geen harden in de stad, daarom ben ik weer teruggekomen”, verklaarde hij. Er was een geschikt strandje in de buurt, of ik zin had om mee te gaan zwemmen. “Euh, ja, goed idee, laten we Laurens ook vragen”, reageerde ik, maar hij bleek niet thuis te zijn.
Met die mogelijkheid had ik geen rekening gehouden, het vooruitzicht van enkele uren een-op-een met Lars bedrukte me zeer, maar nu terugkrabbelen zou ongemakkelijker voelen. Om de marteling met een zo fris mogelijk hoofd te ondergaan, nam ik bij aankomst direct een duik. Tot mijn ergernis stond Lars na tien minuten nog steeds weifelend te pootjebaden, “Oeh, koud hoor”, riep hij. ‘Zo weinig levenskunst, het onvermogen te genieten van zowel heet als koud’, dacht ik bij mezelf.
“Je ma was een beetje over de zeik hè, na ons drankgelag”, begon ik even later met een knipoog. “Dat mens…”, zuchtte Lars, “ze heeft een jarenvijftig-moraal, het liefst ziet ze me als brave ambtenaar ’s ochtends op de fiets met mijn boterhammetjes naar kantoor rijden.” “Tja, wat kan ik zeggen”, mijmerde ik, “zelf heb ik ook drie jaar in de bijstand gezeten.” “Ik bekijk het anders”, zei Lars, “de mensen die mij vroeger op school pestten en buitensloten, betalen nu mijn levensonderhoud, zodat ik kan doen wat ik leuk vind.”
Op mijn vraag wat hij dan graag deed, kwam niet echt een duidelijk antwoord, wel besteedde hij veel tijd aan datingapps. Succes was tot nu toe uitgebleven, maar een online cursus vrouwen versieren moest daar verandering in brengen. Vanaf dat moment ontspon zich een interessant gesprek. De internetcursus bleek hem te zijn aangeraden door een psycholoog, waar hij onder grote druk van zijn vader naartoe was gegaan.
Middels een artikel in de Volkskrant ontdekte Aad dat zoonlief buitengewoon actief was op extreemrechtse internetfora. In het stuk werd een persoon geciteerd die onder de schuilnaam ‘Witte L’ precies de dingen schreef die Lars doorgaans op verjaardagen uitkraamde. Teksten als: ‘Wij Westerlingen hebben de iPhone uitgevonden, in Afrika kunnen ze amper hun eigen bevolking voeden’, en: ‘Vertrouw nooit een Arabier’.
Of hij alsjeblieft eindelijk een vrouw wilde gaan zoeken om gelukkig mee te worden, had Aad gesmeekt. Na enig aandringen bevestigde Lars mijn vermoeden dat hij nog nooit met een meisje naar bed was geweest. Begin maart, kort voor de lockdown, kwam het tot een dronken zoenpartij in een café met een iets oudere dame van Tinder. De dagen erna had hij ‘met een tollend hoofd rondgelopen’, zo intens was het.
“Heb je eindelijk de smaak te pakken, gooit zo’n seksloze Mark Rutte de horeca dicht om generaties boven ons te redden”, analyseerde ik. “Hoe bedoel je?”, vroeg hij onnozel. “Nou kijk”, doceerde ik, “jij denkt dat je leven wordt gehinderd door migratieproblematiek, maar op dit moment zijn het de bejaarden waardoor je niet naar de kroeg kunt om op een laagdrempelige manier flirt-ervaring op te doen.” “Zij hebben het land opgebouwd na de oorlog”, argumenteerde Lars. “Welnee, de ouders van onze ouders zijn allemaal dood, bovendien: zij konden tenminste iets opbouwen, wij zitten gevangen in versteende verhoudingen. Als wij een baan willen, moeten we naar de pijpen dansen van oude zakken met een te hoge hypotheek, talentloze babyboomers die optimaal geprofiteerd hebben van de naoorloogse welvaartsgolf.”
Daar had de rijschoolhouderszoon niet van terug. Ondertussen had de verzengende hitte mijn zenuwstelsel volledig tot rust gebracht. Terwijl Lars in de weer ging met zijn cursus, besloot ik de podcast van een oude studievriend te beluisteren. Met een bekende historicus besprak hij iedere week de geopolitieke verschuivingen op het wereldtoneel. Deze aflevering verzorgde hij vanaf zijn vakantieadres, omdat de historicus, een begin zestiger, erop stond dat ze doorwerkten.
Er verschenen twee slanke meisjes van een jaar of veertien op het strandje, waarnaar Lars vanachter zijn zonnebril pedofiel begon te loeren, zijn mond half open. Het was allemaal te walgelijk voor woorden, tegelijkertijd voelde ik me te lusteloos en levensmoe om hem te corrigeren. De babyboomers waren met veel meer, calculeerde ik, electoraal gezien zouden ze immer aan het langste eind trekken. Wanneer ik een geharnaste verzetsbeweging startte, eindigde ik waarschijnlijk in het cachot. Met een volle tas halveliterblikken zette Laurens een punt achter dit gepieker, Lars had hem geappt waar we zaten. Aan intieme vrienden ontbrak het me weliswaar, echt alleen was ik nooit geweest. Dat je sommige mensen beter nooit kunt ontmoeten, is wijsheid achteraf.