Taams - Terug naar de Scheendijk - feuilleton (3)
Gepubliceerd: vrijdag 4 september 2020 06:00
Raymond Taams - Mijn derde week op de Scheendijk verliep niet veel anders dan de eerste twee. ‘s Ochtends rond een uur of tien stapte ik uit bed, zette koffie, en zat vervolgens uren op mijn balkon over het water te turen.
Halverwege de middag slenterde ik naar het dorp om eten te halen. Laurens zag ik één keer, in zijn auto bij de slagboom, hij had haast, maar riep dat hij snel een keer bij mij langskwam. Ondertussen had ik ook kennisgemaakt met mijn directe buren.
Aad en Ina waren een ouder echtpaar dat hier iedere zomer verbleef. Ze hadden een zoon, Lars, die regelmatig langskwam en dan een paar nachten bleef slapen. Hij woonde in Rotterdam, was halverwege de dertig, en al lang werkloos en vrijgezel.
Tijdens ons eerste gesprek zei Aad dat hij zich grote zorgen om hem maakte. Lars was hun enige kind, misschien hadden ze hem te veel verwend, dat soort teksten. Ik vond het ongepast dat hij dit zomaar met de eerste de beste nieuwe buurman deelde, maar zei er niks van.
Met een licht gemoed stak ik even later de sleutel in mijn eigen voordeur; weliswaar was ik wees geworden op mijn vijfendertigste, maar ik was nu tenminste geen zielenpoot die door zijn vader werd vernederd.
Toevallig kwam Lars dezelfde avond nog de galerij opgewandeld. Een jongen met een open gezicht, vlassig blond haar en een buikje. Zijn kleding was onverzorgd, een te wijd t-shirt en kinderachtige gympen in felle kleuren.
Tegen het weekend begon ik een voorraad halveliterblikken bier aan te leggen voor als Laurens zou komen. Zondagavond na het eten tikte hij op mijn raam. In de warme avondzon zakten we onderuit op het balkon. Hij had een zware week achter de rug met zijn aanstaande ex, zuchtte hij. Harde onderhandelingen met de advocaten erbij over de verdeling van de bezittingen.
“Zelf heeft ze nooit een fatsoenlijke baan gehad”, mopperde Laurens, “je kunt zeggen dat ik het makkelijk verdien met mijn pandjes, maar ik werk al vanaf mijn twintigste keihard. Op mijn vijfentwintigste was ik directeur van een bouwbedrijf.” Ik vroeg waarom het huwelijk eigenlijk op de klippen was gelopen. Zijn gezicht versteende een paar seconden. “Dat moet je aan haar ouders vragen”, gromde hij, “vooral die moeder heeft het hoog in d’r bol. Haar pa gaat nog wel, dat is gewoon een sukkel met drie horecazaken die alleen maar aan het werk is. Maar zij en d’r moeder zijn luxepoezen, de hele dag in de weer met dure crèmetjes en schoonheidsbehandelingen.”
We dronken stevig door, en op een gegeven moment kwam het gesprek op Lars. “Zullen we aanbellen en vragen of hij zin heeft in een biertje?”, opperde ik. “Prima”, haalde Laurens z’n schouders op, daarop ging ik erheen. Ina deed open. “Oeh, Lars heeft de hele dag al weinig energie, ik denk niet dat hij zin heeft”, zei ze. “Vraag het toch maar even”, zei ik dwingender dan gepast was, door de alcohol kon het me allemaal weinig schelen. Gedwee verdween ze door de tussendeur naar binnen. Twee minuten later kwam Lars tevoorschijn, met een kinderlijk blije uitdrukking op zijn gezicht. De neiging hem gewelddadig te behandelen welde in me op. “Ja, wij zitten hiernaast en je vader vertelde over je, we zijn leeftijdsgenoten dus je hebt vast zin….”, zei ik beheerst. “Zeker, gezellig, bedankt voor de uitnodiging”, viel Lars me in de rede. “Ma, heb jij mijn schoenen gezien?”, riep hij. “Ik denk in je kamer jongen”, klonk het.
Intense walging maakte zich van me meester, ik had er nu al spijt van, straks kwam ik nooit meer van hem af. Eenmaal in ons midden bleek hij alleen maar over stompzinnige onderwerpen zoals voetbal te kunnen praten. Gelukkig hield Laurens het gesprek vakkundig gaande, de twee leken de beste vrienden. Zelf ben ik nooit goed geweest in oppervlakkige conversatie, op mijn zestiende las ik al depressieve boeken van Franse schrijvers. En De Avonden van Reve, daarin herkende ik de fysieke afkeer die de hoofdpersoon van zijn vader had.
Er was een moment, kort voor mijn zevende verjaardag, waarop ik besloot dat ik ‘iets nodig had dat het allerbelangrijkst was in mijn leven’. In eerste instantie werd dat de jaarlijkse kermis bij ons in het dorp. Ieder artikel erover in het lokale sufferdje knipte ik uit. Aanleiding voor het ontwikkelen van de obsessie was een moment waarop mijn vader fysiek te dichtbij kwam. Niet seksueel, maar gewoon, onaangenaam. Al deze dingen zat ik te overdenken toen ik Laurens opeens een schokkende bekentenis hoorde doen.