Raymond Taams - Net als mijn achthonderd miljoen mede-westerlingen – tot dit getal kom je wanneer je de bevolkingen van de EU en de VS bij elkaar optelt – ben ik op deze wereld om te scoren. In andere culturen vinden mensen het voldoende om te bestaan, maar wij moeten elke dag op zijn minst onszelf verslaan.

Dit betekent dat de gevierde televisiemaker pas tevreden is als hij net één kijker meer heeft dan gisteren, terwijl de rusteloze statiegeld-verzamelaar met een scheef gezicht zijn voorganger bij de automaat bekijkt omdat diegene een grotere vuilniszak vol viezige blikjes meetorst. 

Zelf ontwikkelde ik in de loop der jaren een merkwaardige scoringsdrift qua schrijven: ik moet elke dag minimaal 150 woorden produceren, zeven dagen per week, het hele jaar door. 150 lijkt weinig, ware het niet dat ik de literaire lat voor mijzelf hoog leg.

Mocht u denken: ‘Die kut-stukjes van jou, Taams, daarvan produceer ik er acht op een dag naast mijn normale baan’, dan zeg ik: probeer het eens, zo ontdekt u hoeveel tijd, kennis en kunde het vereist om een column er dusdanig levensmoe en lusteloos te laten uitzien. Over een eeuw roept de literaire kritiek mij uit tot de enige ware stem van de tijd waarin ik leef, dat verzeker ik u.

Mijn literaire erkenning anno 2124 is een positief feit, zoals u weet is deze rubriek daar niet voor bedoeld, we concentreren ons op negatieve berichtgeving over Utrecht, dus hier geen botenparades, fietsendiefstallen of nieuwbouwplannen, maar slechts zaken die weigeren mee te gaan in de vaart der volkeren, en zo een stok steken in het wiel van het westerse vooruitgangsdenken.

Naar zulke fenomenen is het hard speuren in een eenentwintigste-eeuwse stad, omdat er, met al die wegopbrekingen en het nerveuze getik op laptops om rapporten te produceren welke niemand leest, al onnodig hard gearbeid wordt rondom de Dom, nam de redactie vrij.